Een beetje auto bevat tegenwoordig vijftig boordcomputers, zo begrijp ik. Losweg knutselen onder de motorkap is er niet meer bij. Jammer voor jongeren op het vmbo die dromen van een toekomst als automonteur, maar pas op het mbo krijgen ze de benodigde kennis.
Dit voorbeeld toont hoe technologie ingrijpt op ons onderwijs. Digitale bedrijfsprocessen vergen andere scholing. Simpel werk wordt overbodig. De werkelijkheid verandert sneller dan menig curriculum kan bijbenen. Daarom is de Nationale Onderwijsdialoog van staatssecretaris Dekker zo’n goed plan. Leerkrachten of politici kunnen niet meer alleen bepalen wat we de jeugd en onszelf moeten leren. De tijd van rust in de klas is voorbij. In een vloeibare wereld moeten we ons telkens opnieuw aanpassen. Dat betekent niet dat alles anders moet worden, integendeel! In China of Singapore zijn ze stikjaloers op de creativiteit en inventiviteit die voor ons vanzelf spreken.
Ondernemer Roland van der Vorst, die tijdelijk in Singapore woonde, vertelde mij voor De Groene Amsterdammer hoe zijn zoon tijdens een saaie zwemles eigengereid op de kant klom. Dat mocht niet van de juf. Maar juist initiatief nemen en risico’s leren inschatten op jonge leeftijd bevorderen de creativiteit. Wij leren onze kinderen fietsen en laten ze op het goede moment los, dat is een grote verworvenheid.
Van der Vorst had nog een tweede les voor de staatssecretaris. Te veel competitie in de klas remt kinderen af om samen te werken, maar samenwerking is het toverwoord voor toekomstige waardencreatie. Empathie is onmisbaar voor economie en samenleving. Ons onderwijs doet dat beter dan in Azië.
Hopelijk beperkt de Onderwijsdialoog zich dus niet tot het vakkenpakket van de toekomst. Laten we beseffen welke humane kwaliteiten ons onderscheiden van de robot en laten we die kwaliteiten versterken.
Deze column verscheen in SER Magazine. Beeld via Flickr