Volgens Wim van de Donk, CDA-prominent en commissaris van de koningin in Brabant, heeft het neoliberale denken veel schade aangericht. De mens is te veel voor zichzelf gaan leven en te weinig voor de gemeenschap. ‘De rechtsstaat is niet aangeboren, die moet je oefenen.’
Door Yvonne Zonderop
EEN JAAR GELEDEN ruilde Wim van de Donk, bestuurskundige met een uitgesproken CDA-profiel, een plek pal naast het Binnenhof in voor een ogenschijnlijk saaie bestuursfunctie in Brabant. Als voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) had Van de Donk naam gemaakt. Onder zijn leiding zagen diverse interessante rapporten over gevoelige thema’s het licht – en werd zelfs door critici geopperd dat hij politiek bedreef met zijn aandacht voor kwesties als de positie van religie in het publieke domein of het belang van de nationale identiteit. In elk geval was duidelijk dat Van de Donk niet per se hecht aan bescherming van de status-quo.
Maar nu hij commissaris van de koningin in Brabant is, klinken geen verwijten meer. Sommigen vermoedden dat de overstap enkel bedoeld was om bestuurlijk warm te kunnen draaien, om Van de Donk beschikbaar te maken voor het zware Haagse werk. Maar zelf ontkent hij dat met verve. ‘Ik houd van dit land en de mensen hier’, zegt hij over Brabant en het is duidelijk dat hij dat meent. In de katholieke, Brabantse omgangsvormen schuilt voor hem een antwoord op de grote problemen die op ons af komen.
Het CDA is op dit moment hopeloos verscheurd. Van de Donk is er de man niet naar om de tegenstellingen aan te wakkeren – stevige uitspraken over het conflict hoef je van hem niet te verwachten. Maar hij is bezorgd. Zal een kabinet met gedoogsteun van de PVV de problemen van Nederland kunnen oplossen? Is dat überhaupt mogelijk?
Het zijn vragen die passen bij Van de Donks analyse van de situatie waarin we verkeren. Volgens hem beleven we ‘een turbulentie die wijst in de richting van grote veranderingen’. Hij citeert de paleontoloog Stephen J. Gould, die meent dat niet enkel geologische maar ook maatschappelijke verandering verloopt via perioden van revolutie. Gould zegt: op het moment dat een aantal basiscondities verandert, wordt het systeem instabiel. Dat leidt tot turbulentie, waarna het systeem zich weer stabiliseert op een nieuw niveau, en dus niet per definitie op het oude niveau. Van de Donk: ‘Deze theorie inspireert mij tot vragen. Zijn de condities en omstandigheden die de oude orde stabiel hielden zodanig aan het veranderen dat we in een andere orde terechtkomen?’
We leven op een breukvlak, zei u in uw acceptatiespeech als commissaris van de koningin. U sprak van versleten vooruitgang en vermoeide modernisering.
‘Inderdaad. Ik heb het gevoel dat we op zo’n breukvlak verkeren. De verhoudingen in de wereld, zowel ecologisch als economisch, zijn aan het schuiven. Dat maakt mensen angstig en onzeker, en terecht, want je weet bij God niet waar je terecht gaat komen. Mensen voelen aan dat de kernvraag is of we de grote veranderingen deze keer zonder wereldoorlog zullen kunnen organiseren.’
U zegt: basisverhoudingen verschuiven. Waar moeten we dan aan denken?
‘Dat zijn er vele. De technologie bijvoorbeeld. Mijn dochter zit nu in Peru. Maar mijn beleving als vader van een negentienjarige dochter die op reis gaat is echt anders dan die van een vader nog maar enkele decennia geleden. Ik skype, ik bel en mail als het nodig is. We leven in de global village. De technologie geeft mogelijkheden en tast tegelijkertijd grondslagen aan. Of het nu gaat om nanotechnologie of ivf, we moeten de grondslagen opnieuw funderen. Het is begrijpelijk dat het Vaticaan de menselijke waardigheid agendeert, zij het dat ze nu vanwege die misbruikschandalen niet de sterkste papieren hebben om de wereld moreel de maat te nemen.
De toegenomen welvaart in grote delen van de wereld, het verdwijnen van religie, althans in de oude vorm, dat zijn ook van die basiscondities die veranderen. Dit alles gebeurt in een tijd waarin de rol van de media en de informatievoorziening verandert. En we moeten dat allemaal zien op te vangen met een systeem dat zo’n tweehonderd jaar geleden gemaakt is, toen het idee postvatte van de natiestaat, van democratie, van vooruitgang.
Neem een begrip als het algemeen belang. Wie kan denken in het algemeen belang, kan zichzelf zien als onderdeel van een geheel. Sterker nog, hij is in staat individuele offers te brengen op de korte termijn ten faveure van gemeenschappelijke belangen op de lange termijn. Het eigenbelang staat niet voorop, men durft te hopen op beter. Mijn ouders deden dat, sparen had voor hen een morele bijklank. Kom daar nu eens om. We spreken weliswaar van een financiële crisis, maar de wortels ervan liggen veeleer in een culturele en morele crisis.’
Waarvan we de bodem nog niet hebben bereikt, denkt u.
‘We zitten er nog middenin. Ik weet niet waar het eindigt. Niet alleen in Antarctica en op de Noordpool breken ijsschotsen af. Ook voorheen stabiele maatschappelijke instituties, zoals politieke partijen of de rechtsstaat, krijgen te maken met tot nu toe ongekende vormen van instabiliteit. Denk aan de media, of het CDA, en denk ook aan de rechtspraak. Hoe reageer je op nieuwe onzekerheid bij grote delen van het electoraat die geen houvast meer voelen of leiding accepteren. Dat is lastig.
Ik was laatst in Shanghai. Daar zie je indringend hoe de economische verhoudingen in de wereld veranderen. Maar dat is niet het enige. Ook de grondslag waarop wij economisch handelen verandert. Wij hebben in Brabant een verbond van familiebedrijven, een interessante club. Ze doen het beter dan veel concurrenten omdat ze gewend zijn te denken op de lange termijn. Bij hen zit het Rijnlandse model diep verankerd; we doen het samen en we doen het niet alleen voor het geld. Het is gebaseerd op een waardensysteem waarin de notie van het algemeen belang als het ware is ingebouwd. Maar dat denken is niet langer vanzelfsprekend. Dat is nog zo’n fundamentele verandering, dat de economie niet meer wordt beschouwd als iets wat wezenlijk verbonden is met een politieke en sociale gemeenschap.’
Het begrip ‘samen’ is niet meer zo helder.
‘Het SCP karakteriseerde de stemming in het land als: met mij gaat het goed maar met de samenleving gaat het slecht. Toch kan dat nooit de volledige waarheid zijn. Mensen zijn individuen, maar ze leven ook samen. De mens is een relationeel wezen, althans zo bedoeld. Hoe geef je dat vorm? De school van mijn vrouw organiseert al jaren een markt op school ter inzameling voor de Derde Wereld. Maar de laatste tijd boden zich onvoldoende leerlingen als vrijwilliger aan. Toen opperde ik: alle onderzoek wijst uit dat je mensen persoonlijk moet vragen of ze iets voor je willen betekenen; een anonieme oproep op internet heeft geen effect. Toen is ze met een brief de kantine in gelopen en heeft ze de leerlingen persoonlijk aangesproken: we hebben jou nodig. Met als resultaat veertig vrijwilligers.
Daar moeten we de consequenties uit trekken. De menselijke maat is essentieel. Die anonieme structuur in het onderwijs en in de zorg moet plaatsmaken voor persoonlijke benadering. Dat geeft vorm aan het begrip “samen”.’
U NOEMT het maatschappelijk middenveld – de zorg, het onderwijs. Daar zijn veel ontzielde organisaties bij, waar mensen verdrinken in de bureaucratie.
‘Ik heb in mijn oratie in 2000 gezegd: niet de ontzuiling is het probleem maar de ontzieling. Dat is heel fundamenteel. De relatie tussen student en docent maakt de kwaliteit van het onderwijs, daar komt het uiteindelijk op neer. Juist die relatie maakt zorg en onderwijs tot non-profitorganisaties. En die hebben wij verzakelijkt: onderwijs is een product geworden, weten wordt meten. Per saldo heeft dat geleid tot een ontzield en niet-betrokken bestuur van dit soort organisaties.’
Je kunt ook zeggen: die verzakelijking is geen oorzaak maar juist een blijk van de ontzieling.
‘Inderdaad. Kwaliteit is meer een kwestie van afvinken dan van aanvonken geworden. Docenten en mensen in de zorg kozen ooit voor dat beroep uit levensovertuiging, uit geloofsovertuiging. Dat is allemaal een beetje weggezakt. Het leidt tot een lege motivatie, die functioneel is geworden in plaats van spiritueel. Het heeft veel organisaties van het pad af gebracht. Van de weeromstuit is men toen maar gaan fuseren. De rationaliteit van de rekenliniaal is gaan domineren, niet de redelijkheid van het relationele.
De innerlijke veerkracht en weerbaarheid van besturen en raden van toezicht in het maatschappelijk middenveld hadden beter gekund. Het CDA heeft op dit punt een weinig productieve koers gevaren, ondanks de kabinetten-Balkenende. We hebben het middenveld ook niet geïnnoveerd. Er is veel schade aangericht door het neoliberale denken dat ook het CDA in de greep heeft gekregen. De fundamenten zijn aangevreten.’
Omdat dat oude denken niet meer leefde kon het gemakkelijk worden opgerold?
‘Ik sprak laatst met een directeur van een verzorgingshuis. Zij moest vanwege organisatorische problemen terug van twee tijdstippen naar één tijdstip waarop het avondeten zou worden geserveerd. Dat leidde bij sommige bewoners tot misbaar. Een van hen zei: maar ik ben hier toch klant? Als je eenmaal dat soort terminologie toelaat, vervuil je de relatie. Zo’n huis is een gemeenschap van mensen, zoals ook de school dat is. Het woord “klant” en het daarmee verbonden managementdenken tast de ziel van onderwijs en zorg aan.
Ik ben niet van de roze romantiek. Ik zeg niet dat vroeger alles beter was. Het is goed mogelijk dat het oude middenveld in zijn bestaansrecht is overleefd. Maar dan moet je bedenken hoe je vanuit je waarden op een modernere manier de menselijkheid dient. Want daar gaat het om. De mens is er niet alleen voor zichzelf, ook voor de medemens. Dat geeft hem betekenis. Ik geloof in die antropologische constante – het is het diepe inzicht van het katholieke sociale denken.
Daarom is er geen reden tot wanhoop. Als de oude, verzuilde instanties niet meer werken, gaan mensen vanzelf iets nieuws vormgeven. In mijn eerste maanden als commissaris van de koningin in Brabant speelde de discussie over de intensieve veehouderij, over de megastallen, hoog op. Een burgerinitiatief. Daaraan zag je dat systeemverandering aan de marge begint, nooit in het centrum. Inmiddels heeft deze kwestie zich ontwikkeld tot wat ik niet anders dan een icoondossier kan noemen. We trekken het op ons fatsoen om samen nieuwe wegen te zoeken. We hebben Sonja Borsboom van Megastallen Nee samen met vertegenwoordigers van Sligro, Rabo en de ZLTO om de tafel gehad met de vraag: wat gaan we wél doen als we die stallen niet willen? Hoe nemen we samen de verantwoordelijkheid? Want als je geen kiloknallers wilt, moet je ook bereid zijn meer te betalen voor vlees van koeien die in de wei lopen. Het is laf om alleen naar de producent te wijzen, de consument is evenzeer betrokken. Ik verwacht veel van de dialoog die nu wordt gevoerd.’
BALKENENDE heeft jarenlang geprobeerd waarden en normen op de politieke agenda te krijgen en te houden – en raakte daarmee een gevoelige snaar bij velen. Maar hij is er niet in geslaagd dit politiek handen en voeten te geven.
‘Ook hier gaat het weer om de zorg om de menselijke waardigheid. Dezelfde mensen die zich hierom roerden in medisch-ethische kwesties, verzetten zich nu tegen onverantwoorde ingrepen in kwesties van asiel en menselijke bejegening, denk bijvoorbeeld aan Ernst Hirsch Ballin. Het wordt niet vaak gezien, maar het ene houdt echt verband met het andere. Inbreuken op de menselijke waardigheid verdragen geen gedooggedrag. Het heeft te maken met hetzelfde diepe denken over wat wel en niet kan. Dat soort denken is al snel belachelijk gemaakt als morele herbewapening, ook in het geval van Balkenende. Hij agendeerde een wezenlijk thema, maar het is bij de praktische vertaling niet meegevallen om er wat van te maken.’
Misschien ook omdat het eigenlijk niet doenlijk is om normen maar vooral waarden tot politieke daden te vertalen.
‘Uiteindelijk is het helemaal niet zo ingewikkeld. Op de voetbalclub moeten jongens en meisjes gewoonweg leren dat je niet altijd kunt winnen en dat je bij een verloren wedstrijd je toch netjes hebt te gedragen. Het feit dat je netjes in de rij wacht bij de zwemles, bij de kassa. Het heeft te maken met het vermogen dat jij niet altijd kunt doen wat je zelf wilt, dat je rekening moet houden met anderen. De rechtsstaat is niet aangeboren, die moet je oefenen.
Ik was voorzitter van de commissie die moest adviseren over de kernwaarden van de rechtsstaat. We hadden een breed samengestelde commissie. Richard Krajicek deed bijvoorbeeld mee. Het was een interessante exercitie. Hoe breng je dat abstracte begrip “rechtsstaat”, dat moreel geladen is, weer bij de mensen terug? Dan moet je duidelijk maken dat je spelregels nodig hebt om het spelletje leuker te maken. En dat er zoiets als een langetermijnbelang bestaat dat kan prevaleren boven jouw directe belang.
Maar de overheid zit daar in een lastige positie, ook al werkt ze op basis van uitgangspunten die burgers koesteren. Ze kan moeilijk zeggen dat ze een bepaald soort burgers wil. Je kunt hooguit zeggen dat een overheid die de calculerende burger jarenlang als rolmodel uitvent, niet raar moet staan te kijken als die zich op een gegeven moment dan ook als zodanig gaat gedragen.’
Tegenstellingen benoemen en aanwakkeren is politiek veel gemakkelijker dan het praktisch maken van waarden. Danken we het huidige politieke klimaat aan het falen van de waarden- en normenpolitiek?
‘Zoals Wilders zegt: ik heb niet zoveel met verbinden? Dat zou best kunnen. Maar uiteindelijk werken tegenstellingen niet. Begrijp me goed, conflicten hebben een maatschappelijke functie; zonder wrijving geen glans. Maar ook daar geldt weer: in welke setting heb je die conflicten? Als dat gebeurt in de sfeer van: eigenlijk heb ik niets met jou te maken, ik wil jou niet eens erkennen, dan worden conflicten wel erg vervelend en disfunctioneel. Als een conflict is ingebed in de wetenschap dat je een gemeenschappelijk belang hebt bij de oplossing, en dat je daarvoor spelregels met elkaar kunt afspreken, werkt het anders dan wanneer je het gevoel hebt dat je niets hebt te verliezen. Het idee dat je ook morgen weer met elkaar verkeert, een gevoel van you win some, you lose some, maar je bent fundamenteel ingebed in een gemeenschap, is essentieel. Het vergt een zekere oefening in het besef dat je er samen uit moet komen, anders wordt het lastig.’
Hoe bevorder je dat besef?
‘Dat is niet enkel een kwestie van praktische maatregelen. Alleen al het idee dat mensen die analyse delen, helpt.’
Maar blijkens het SCP zeggen mensen: met mij gaat het goed, met de maatschappij gaat het minder. Oftewel, het heeft niets met mij te maken.
‘Misschien moeten we, net als mijn vrouw aan haar leerlingen, concreet vragen: wil jij iets voor mij doen? Voor mij zit daar een enorme les. Je moet als persoon het gevoel hebben dat je ertoe doet, dat je iets betekent voor anderen. De menselijke maat, dat je elkaar in de ogen moet kunnen blijven kijken, verbinding voelen. Als je dat principe offert op het altaar van technocratische concepten als bestuurskracht of doelmatigheid, dan verlies je fundamenteel het vermogen om de samenleving een beetje aangenaam in te richten. Marktwerking is prima, gemeenschapswerking is beter.
Bij ons in Brabant is de idee dat je hard werkt, van het leven geniet en een beetje voor elkaar zorgt, diep verankerd. Als er in Brabant bij de MSD-vestiging problemen rijzen, bellen andere werkgevers op: Wim, kan ik iets doen? Dan vraagt de burgemeester van een grote Brabantse stad spontaan: kan ik helpen? In de Randstad geloven ze niet dat wij dat echt menen, en dat maakt wel een verschil. Wij delen onze ambities en vermenigvuldigen daardoor onze resultaten, een culturele identiteit valt hier samen met economische slagkracht en schaal.
Ik zie niet in waarom dat niet ook elders in Nederland zou kunnen. Niet alleen in provincies, maar ook in steden of in gewesten. Amsterdammers of Rotterdammers hebben toch ook een eigen identiteit? Ze zouden het moeten proberen.’
U SPREEKT over worteling, over tradities. Conservatieve denkers krijgen in binnen- en buitenland steeds meer voet aan de grond. Bent u daarmee verwant?
‘We voeren dit gesprek over het algemeen belang. Oud-PvdA-senator Willem Witteveen schreef daar een mooi boekje over, De fictie van het algemeen belang. Daarin zegt hij: we zullen nooit precies weten wat het algemeen belang is, toch moeten we er ons best voor doen. Dat vind ik een wijze, welhaast bijbelse les, of die van Sisyphus, zo je wil. We zullen het toch moeten doen met de armzalige menselijke poging, dat is onvermijdelijk. Als je dat conservatief wilt noemen…’
Dit artikel verscheen in de Groene Amsterdammer van 11 november 2010.