Toen onze koning tijdens zijn debuut in de Ridderzaal de participatiemaatschappij afkondigde, leidde dat tot gemopper. Was ons sociale stelsel nu ten einde? Moesten we voortaan zelf onze behoeftige buurvrouw onder de douche stoppen? In de (sociale) media klonk verontwaardiging.
Zelfs buitenlandse vrienden vroegen mij of het niet sneu was voor Willem-Alexander dat hij, koud in functie, de verzorgingsstaat moest afschaffen.
Inmiddels is de storm tot bedaren gekomen. Om mij heen hoor ik goede ideeën om het begrip participatiemaatschappij daadwerkelijk invulling te geven. Mensen bewijzen zo en passant dat de nieuwe tijd allang is begonnen.
In het Financieele Dagblad speelt zich over dit thema een mooie discussie af. Rabobanks Hans Stegeman schreef uitdagend over de nieuwe politieke vragen die opdoemen in het digitale tijdperk. Naarmate robots ons werk overnemen, krijgen wij meer tijd voor bezigheden waar onze inbreng nog wél toegevoegde waarde heeft, zoals de zorg voor elkaar. Zo zal de participatiemaatschappij het nieuwe vangnet vormen, zegt hij. Maar er doemen ook vragen op. De arbeidsmarkt zal straks niet langer functioneren als een verdelingsmechanisme. Wat komt daarvoor in de plaats?
Ook Nico Rietdijk, directeur van de Nederlandse Vereniging van Bouwondernemers, doet mee. Wij stormen aan op een compleet nieuwe samenleving die vooral gestuurd zal worden door ICT, denkt hij. Hoe gaan we daar mee om? Rietman denkt dat een permanente maatschappelijke dialoog ons dichter bij de antwoorden gaat brengen. Een participatiemaatschappijtje in het klein, dus eigenlijk.
Het is jammer dat het kabinet een vergelijkbaar voorstel van de SER-voorzitter onlangs hooghartig naast zich neerlegde. Je zou je bijna afvragen of ze het met die participatie wel serieus menen. Gaan we open met elkaar in gesprek? Of heeft het kabinet koning Willem-Alexander een sprookje laten vertellen?
Deze column verscheen in SER Magazine van maart 2014. Beeld via ANP.