De Belgische godsdienstfilosoof Dennis Vanden Auweele roept op tot eerherstel van enig pessimisme in het dagelijks leven. ‘Het eindeloos vastpakken van successen betekent uiteindelijk weinig.’
Door Yvonne Zonderop
Een smalle gang vol kale deuren, anoniem en slecht verlicht. Zie hier het onderkomen van de vakgroep godsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zou Dennis Vanden Auweele, een dertigjarige filosoof uit Leuven, zich er thuis voelen sinds hij hier vorig najaar een aanstelling kreeg als universitair docent? Zijn tongval is zacht, zijn oriëntatie katholiek. En Groningen is spaarzaam en steil.
Maar Vanden Auweele heeft een boodschap die streng Nederland best eens zou kunnen aanspreken. Hij roept op tot eerherstel van enig pessimisme in het dagelijks leven en betoogt dat religie daarbij zou helpen. Filosoferen bij schemerlicht heet zijn nieuwe boek. Hij wil daarin een handreiking bieden aan mensen die tureluurs worden van het idee dat alles maakbaar is. ‘We worden half verplicht om niet gebonden te zijn, dat is de dynamiek van de samenleving. Maar veel mensen willen dat helemaal niet. Ik ook niet’, zegt hij.
Dennis Vanden Auweele is godsdienstfilosoof. Het is een domein, opper ik, waar veel algemene filosofen hun neus enigszins voor ophalen. In Groningen misschien, daar is de filosofische faculteit erg atheïstisch ingesteld, net als aan de UvA, antwoordt hij lachend. In het katholieke Leuven is de sfeer anders, daar probeert de universiteit religie naast wetenschap te plaatsen als twee aparte, serieuze domeinen die elkaar niet hoeven te beconcurreren. In die ‘oecumenische sfeer’ is zijn belangstelling voor religie gekweekt, zegt hij.
Hij staat daarin niet alleen, zo ervaart hij. ‘Het leeft bij mensen. Als ik op een publiek forum iets zeg over religie gaan er altijd handen in de lucht. Iedereen heeft vragen of opmerkingen. Veel mensen willen het ook aanvallen. Maar het laat mensen niet koud. Dat vind ik interessant: waarom zijn we zo gepassioneerd door religie? Mijn eigen antwoord zou zijn: het is iets wat aan ons plakt. Het is een essentieel deel van wat het betekent om mens te zijn, het komt voor in alle culturen. Het gaat over banden die je niet hebt gekozen en die je niet helemaal begrijpt, maar die wel heel belangrijk zijn. Religie is het kader waarin we onze diepgevoelde waarden vertalen en met elkaar delen. Religie is nog geen godsdienst, vind ik. Dat wordt het pas als we die waarden gaan uitleggen met een verwijzing naar een transcendentie of een God. Dan maak je de stap naar geloof.’
Het godsdienstige speelt in dit boek van Vanden Auweele geen grote rol. In Filosoferen bij schemerlicht wil hij vooral een punt maken over het belang van rust, inspiratie en binding. Religie komt van religare, het Latijnse woord wijst op een verbinding aangaan met datgene wat het individuele overstijgt. Dat is voor mensen veel belangrijker dan sommigen willen toegeven, zegt hij. Vanden Auweele illustreert dit aan de hand van de klassieke roman De gebroeders Karamazov van Dostojevski. Hoe moet je verder leven als een belangrijke zekerheid je ontvalt? De dood van God, van een liefhebbende vader, van een leidsman, van een rots. Het is een actueel vraagstuk in een tijd waarin iedereen geacht wordt meer dan ooit tevoren het eigen leven zelf vorm te geven. Zijn antwoord gaat in tegen die trend: denk niet dat je alleen voor jezelf leeft. Erken je bindingen, ook al begrijp je ze niet altijd, en handel ernaar.
Hij geeft ter illustratie een voorbeeld uit zijn eigen leven. ‘Toen ik net aan het promoveren was, mocht ik een artikel publiceren in een goed tijdschrift. Ik was daar heel trots op, en deelde het alom. Toen volgde nog een artikel, en toen een boek. Maar ik denk dat het eindeloos vastpakken van successen uiteindelijk weinig betekent als je niet thuis kunt komen in Leuven, je vriendin heeft net de haard aangestoken en je kan zitten, eten en praten over de week die je beiden hebt beleefd. Als je alleen voor jezelf leeft, wordt het leeg. Zonder wortels in de aarde kun je zo hoog groeien als je wil, maar één windstoot en je valt omver. Je moet diep geworteld zijn en dan sta je stevig in je schoenen.’
Die diepe worteling maakt dat Dennis Vanden Auweele elk weekend vijf uur terugreist naar Leuven, naar het huis dat hij met z’n vriendin heeft gekocht, ook al was het carrièregewijs misschien beter zich niet vast te binden, want wie weet wat Groningen nog gaat brengen. ‘Je gaat eigenlijk tegen je eigen belang in. En toch heb ik het gedaan. Het is belangrijk. En waarom? Ik weet het niet precies. Maar ik moet er wel naar luisteren, het plakt aan me.’
U zegt: koester je wortels, ze zijn je binding. Maar veel mensen voelen zich in deze onzekere tijd alleen maar minder geworteld.
‘Zeker. Er wordt heel gemakkelijk gezegd over mensen die vastgeworteld zitten dat die niet mee kunnen of willen in de ratrace van het leven, dat ze losers zijn. Alsof ze zwakkelingen zijn. Maar ik wil helemaal niet leven in een kader waarin je jezelf elke dag opnieuw moet uitvinden, alsof alles maakbaar is. Religie drukt uit dat mensen banden willen hebben. Je moet jouw plek hebben, jouw familie, jouw vrienden, jouw sportclub. Zie maar hoe sport de rol van de kerk deels overneemt. We willen verbonden zijn aan iets, buiten het rationele om. Dat gaat niet meer zo goed als vroeger, en daar lijden we aan.’
Het idee van de Verlichting is te ver doorgevoerd, schrijft u.
‘Inderdaad, maar daar zijn veel mensen het niet mee eens. Er verschijnen veel boeken die betogen dat we aan de fundamentele waarden van de Verlichting verzaken, omdat we bijvoorbeeld niet ferm genoeg stelling durven nemen tegen de islam. We durven niet meer te zeggen: redelijkheid en emancipatie zijn onze waarden. Maar ik denk dat we nu een extreme vorm beleven van het idee dat de mens maakbaar is. Het idee is dat de mens zichzelf moet bepalen. Hij mag zich niet laten bepalen door dingen die buiten hem staan, zoals kerk, staat, religie, familie, geaardheid, man of vrouw zijn – het mag eigenlijk geen rol spelen. We zijn allemaal witte stukken papier die zichzelf invullen.
Maar dat zijn we helemaal niet. Het is een absurd idee. Ik ben man, heteroseksueel, katholiek opgevoed, zo sta ik in het leven. Ik heb voor al die dingen niet gekozen, dat kan ik garanderen, want je kunt er niet voor kiezen. En toch vind ik die kenmerken belangrijk. Dit zijn noties die de zogeheten “verlichters” miskennen. Dat is waarschijnlijk met de allerbeste bedoelingen. Ze zijn bang dat een heteroseksuele man anders niet met een homoseksuele man kan praten. Maar natuurlijk kun je met elkaar praten.
We hebben te maken met gegevenheden. Je bent iets en daar heb je niet zelf voor gekozen. Dan kun je beslissen dat het voor jou niet meespeelt, als je daar gelukkig van wordt. Dat is prima. Maar ik denk dat de meeste mensen hun ongekozen identiteit niet graag laten varen.’
Het lijkt wel alsof u zegt: laten we iets vriendelijker zijn voor onszelf.
‘Onze tragiek is dat er dingen zijn die onze macht te boven gaan. Er zijn gegevenheden. Er gebeuren hartverscheurende dingen die wij niet kunnen beïnvloeden. Hoe moet je daarmee omgaan? Als je volhardt in de idee van maakbaarheid en controle wordt het heel moeilijk om toe te geven dat iets je macht overstijgt. Dan heb je gefaald en ben je zwak. Ik noem dat het tragisch besef, en dat klinkt zwaar, maar eigenlijk is het heel simpel: we kunnen niet alles aan. Dat inzicht gaat ons niet tot onmetelijke hoogtes brengen, maar het kan wel helpen te voorkomen dat we vallen in diepe dalen. Je kunt je er beter bewust van zijn dat het waarschijnlijk niet altijd gaat lukken. Dat is gezond, nuchter pessimisme. Met die instelling raak je minder terneergeslagen als het tegenzit. Mensen leggen zichzelf tegenwoordig zo’n druk op.
Ik geef vaak het voorbeeld van The Lord of the Rings. De kleine, onbeduidende hobbit Frodo die erin slaagt om tegen duizend vijanden die ene ring naar een verre berg te brengen. Dat zijn de verhalen die wij onszelf vertellen. Wat voor beeld geeft dat mensen? Als Frodo die ring vernietigt en ik slaag niet eens voor mijn rijbewijs? Dan ben ik toch een mislukkeling?
Maar je kunt ook voor klassieke tragedies kiezen. Dan gaat het om hooggeplaatste figuren die faliekant falen. Oedipus is een koning, Antigone een prinses, Prometheus een titaan. Ze willen allemaal iets doen wat op zichzelf helemaal niet zo indrukwekkend is: een broer begraven, een raadsel oplossen, een stad besturen. Het zijn machtige mensen die compleet mislukken. Als je dát aan mensen meegeeft, denk ik dat ze veel sterker in hun schoenen staan als ze zelf ook eens falen.’
Veel mensen hebben moeite met religie, ze zijn er soms zelfs zeer fel tegen. Maar religie is eigenlijk niets anders dan de erkenning dat wij waarden koesteren die wij diep met ons meedragen, vindt Vanden Auweele. Hij huldigt een katholieke blik: het gaat bij religie om de geest, niet om de letter. Het stoort hem dus ook geenszins dat sommige atheïsten alles uit de kast halen om het bestaan van God te bestrijden of te ontmaskeren. ‘Of God nu bewijsbaar bestaat of niet, als religieus ingesteld mens maakt mij dat eigenlijk niet uit. Het heeft op een andere manier met mij te maken dan dat de Albert Heijn hier om de hoek bestaat. Dat God bestaat en dat Albert Heijn bestaat zijn twee fundamenteel andere dingen.
Ik vind dat soort discussies vooral vermakelijk. In de dertiende eeuw was er een scherpe theologische discussie over het laatste avondmaal. Mensen die het verkeerde standpunt innamen zijn daarvoor naar de brandstapel gestuurd. De vraag was: Jezus heeft een stukje vis gegeten, en is daarna gestorven en naar de hemel opgestegen. Wat is er met dat stukje vis gebeurd? Is dat op tijd verteerd geraakt, of zit hij in de hemel nog altijd met dat stukje vis in de maag? Ik krijg soms het gevoel dat wij acht eeuwen later nog steeds op dezelfde manier naar godsdienst kijken. Zeker als je in debatten verzeild raakt met evolutionair biologen die jou letterlijke teksten uit de bijbel voor de voeten werpen en dan zeggen: dat klopt niet!
Het antwoord is: wat maakt dat nu uit, of het klopt of niet? Als het je door moeilijke nachten haalt, wat maakt het uit of het klopt of niet? Welke passie het in je inspireert, of welke inspiratie, dat maakt uit. Of daarbij hoort dat je moet geloven dat er een God is die één is of drie is, of die een baard heeft, dat is gewoon een manier om het te verstaan en om dat te beleven. Dat betekent niet dat ik een hekel heb aan atheïsten, geenszins. Velen van hen zijn opgevoed met het idee van religie als een systeem met starre waarden en een archaïsch wereldbeeld. Als ik dan met ze praat en uitleg hoe ik naar religie en geloof kijk, vinden we al snel raakvlakken.’
U vindt dat wij meer oog moeten hebben voor onze wortels. Doelt u dan ook op christelijke wortels? En voor wie gelden die?
‘Je kunt er bijna niet onderuit dat de westerse cultuur, hoe seculier die ook denkt te zijn, nog enorm christelijk is. Ik denk dat alle godsdienstsociologen en -filosofen het erover eens zijn dat onze invulling van de vrije, democratische maatschappij doordrongen is van christelijke ideeën die de toets der kritiek hebben doorstaan.
Het is een typisch gegeven van het christendom dat er vanaf dag één aan interpretatie wordt gedaan. De koran is het letterlijke woord van Allah, gedicteerd via de engel Gabriël aan Mohammed. In het christendom is er geen enkel rechtstreeks woord van God, geen enkel rechtstreeks woord van Jezus, enkel interpretatie op interpretatie op interpretatie. Dat is de hele geschiedenis van het christendom. Dit verklaart hoe het godsdienstige Westen, dat nu door zoveel mensen als doctrinair en dogmatisch wordt beschouwd, zo snel goede wetenschap wist te ontwikkelen. We waren getraind in interpretatie, in diagnosticeren, in naar waarde schatten.
Dat geldt ook voor onze diepe waarden. Vrijheid, gelijkheid en broederschap – al komt die laatste er een beetje belabberd af. Ze komen voort uit een joods-christelijk-platoonse traditie. Het christendom is in de beginjaren enorm beïnvloed door de Griekse filosofie. In het oude Griekenland mochten weliswaar alleen Griekse mannen filosoferen en eigendom opbouwen, maar het waren wel álle Griekse mannen. En dan vraagt iemand: ik woon hier al zo lang in Griekenland, mag ik er ook bij komen? Ja, die mag er ook bij. Zo verbreedt het gezelschap zich.
Een sterk punt van het christendom is dat het zegt: religie heeft niet zozeer te maken met de gemeenschap waar u nu toe behoort, maar met de gemeenschap waar u toe kunt behoren. In tegenstelling tot het jodendom wordt de religie niet beperkt tot wie bij het volk hoort. Iedereen kan christen worden, wij zijn allen kinderen van God. Als je dat soort inclusionisme goed doordenkt, kom je uit bij een liberale democratie.
Dat neemt niet weg dat er veel racisme en veel homohaat is geweest. Maar ik denk: geef die kerk nog vijftig jaar, en vrouwen en homo’s komen op gelijke voet. Dat is de dynamiek van het christendom. Er is steeds vooruitgang.’
Toch is dat niet het beeld dat de meeste mensen hebben van het christendom. Het staat ze tegen, of ze weten er niets van.
‘Ik heb daar twee antwoorden op. In de media komt religie eigenlijk alleen maar in het nieuws als een kardinaal een gekke uitspraak doet of er weer iemand zich opblaast. Ik denk dat er dagelijks over de hele wereld mensen zijn die, religieus geïnspireerd, zeer veel goede dingen doen. Overheden wilden het vluchtelingenkamp in Calais eigenlijk niet bevoorraden. Vele religieuze groepen zijn die mensen eten en kleding gaan brengen. Daar heb ik amper over gelezen.
Tegelijkertijd komt wetenschap bijna altijd positief in het nieuws: als er weer een doorbraak is of een nieuw kankermedicijn. Ik zeg niet dat wetenschap per definitie slecht is, maar hetzelfde moet gezegd worden over religie: dat het goede en slechte dingen voortbrengt, afhankelijk van hoe je het gebruikt. Als je zegt: religie is slecht want het leidt tot fundamentalisme en pedofilie, kun je ook zeggen: wetenschap is slecht want het leidt tot de atoombom en klimaatopwarming. En het zijn niet de fundamentalisten die de aarde dreigen te vernietigen, dat zal de klimaatopwarming wel doen. Maar zo komt wetenschap zelden in het nieuws, en religie meestal. Dat nodigt niet uit.
Ik kan mij best inbeelden dat er mensen zijn voor wie het christendom te veel schandalen heeft gekend, zodat ze er niet meer oprecht in kunnen geloven. Ik heb daar respect voor. Maar ze blijven wel verlangen naar verhalen, saamhorigheid, gemeenschap, en ze vullen dat op een andere manier in. Dan worden ze supporter van een voetbalclub of fan van een Hollywood-ster. Je kunt dat postmoderne religie noemen. Waarom juist Feyenoord? Of juist Ajax? Dat is ook een religieus beleven van gemeenschapsgevoel. Dat geeft je als mens ook een waarde waar je zelf niets voor hebt gedaan.
Natuurlijk komt er bij religie nog meer kijken. Maar dit is wel de reden waarom ik mijn boek heb geschreven. Waar hebben we als mensen behoefte aan? Dan laat ik de metafysica bewust even achterwege. Ik denk: saamhorigheidsgevoel. We willen waarden delen die fundamenteel zijn en die je niet kunt bevragen. Dat je in staat bent je wortels in de aarde te laten gaan, en dat je kiest: hier sla ik mijn hut op, en waarom weet ik niet, maar ik doe het hier. Dat hebben wij nodig. En dat wordt niet ondersteund door de structuur van deze samenleving.’
Dit artikel verscheen in de Groene Amsterdammer van 3 mei 2017.