Juist toen we dachten dat God het publieke domein in Nederland definitief had verlaten, steekt religie de kop weer op. Het aantal moslims groeit, nieuwe vormen van zingeving bloeien op en er klinkt een roep om christelijke waarden. Kunnen we – en willen we – eigenlijk wel zonder religie? Onder de titel De goddeloze samenleving praat Yvonne Zonderop met denkers en onderzoekers uit binnen- en buitenland over de plaats van religie anno nu. Deze keer Ernst van den Hemel over de drang om te geloven, het populisme, de joodschristelijke traditie en zombie-katholieken.
door Yvonne Zonderop
‘84 procent van de wereldbevolking is religieus’
De ‘hobby van babyboomers’om godsdienst te bestempelen als ouderwets, is volgens religiewetenschapper Ernst van den Hemel achterhaald en heeft zelfs gevaarlijke kanten.
ERNST VAN DEN HEMEL weet nog goed op welke dag zijn studentenleven aan de Universiteit van Amsterdam begon. Het was 11 september 2001, de dag waarop religie in alle hevigheid terugkeerde in het westerse publieke domein. Was het een voorteken van zijn latere keuze voor een loopbaan als godsdienstwetenschapper? Hijkoos daar bewust voor. Niet uit geloofsovertuiging, maar uit fascinatie voor religie als motief voor menselijk handelen en als grondstof voor politieke visies. Religie is actueel als altijd, zegt hij, ook hier in Nederland. Even dachten we dat God een privé-aangelegenheid was geworden. Maar die fase is al weer voorbij. We zitten in een postseculier tijdperk, waarin godsdienst zich opnieuw krachtig manifesteert in de samenleving.
Een nieuwe generatie religiewetenschappers, onder wie Van den Hemel, staat klaar opdat wij ons daartoe – opnieuw – gaan verhouden.
Studenten roemen zijn colleges. Hij doceert religiestudies aan de Universiteit Utrecht, aan het Amsterdamse University College, maar ook aan de We Are Here Academy voor ‘illegale’ migranten. Ernst van den Hemel (34) is een stem van een generatie die kritische vragen stelt bij de erfenis van de jaren zestig. Zo ook bij de ‘hobby van babyboomers’ om alles wat maar naar religie riekt te bestempelen als ouderwets. Die houding is niet enkel kortzichtig en achterhaald, ze heeft zelfs gevaarlijke kanten, meent Van den Hemel.
Religie is inzet van veel maatschappelijke conflicten. Populistische groeperingen als Pegida, Front National en pvv grijpen de joods-christelijke traditie doelbewust aan om scheidslijnen aan te scherpen met mensen uit andere religies en culturen. De wereld wordt tegelijkertijd steeds religieuzer. Dan kun je niet volhouden dat godsdienst er niet meer toe doet, omdat wij ons er in de jaren zestig zo fijn van bevrijdden.
Het is een veelgehoorde klacht dat religies gepaard kunnen gaan met dwang, beklemming en conventies. Maar Van den Hemel verdiepte zich in het tegenovergestelde verhaal: hoe calvinisten uit hun geloof de overtuiging putten dat ze in opstand moesten komen tegen intolerantie. Door de eeuwen heen zijn daarvan vele voorbeelden te geven, zo toonde hij aan in zijn proefschrift. Geloof levert dus niet alleen gehoorzaamheid en inperking op, maar ook twijfel, rebellie en openheid. Dat laatste spreekt hem aan. We voeren ons gesprek niet voor niets in Dwaze Zaken, het vrolijke, rumoerige café op de kop van de Zeedijk dat gerund wordt door een christelijke stichting. Hij heeft zojuist het recente boek van Hans Hillen, God vergeten, uit gelezen, vertelt hij. De conservatief-katholieke Hillen beklaagt zich over de vrijblijvendheid in het seculiere Nederland. We hebben het samenbindende verhaal geofferd aan ons individualisme, meent hij. Waar is het bezielende verband? Maar Van den Hemel herkent zich daar helemaal niet in: ‘Ik zie juist een tegenovergestelde beweging: opkomend nationalisme en dogmatisch gemeenschapsdenken. We leven in een tijd vol groepsdenken, het spreekt alleen de taal van het individualisme, de taal van het seculiere denken. De jonge historicus Bram Mellink heeft hier een mooi proefschrift over geschreven: de geïndividualiseerde samenleving als een nieuwe manier van groepsdenken. Hoe vanaf de jaren zestig het dragen van een spijkerbroek of het bekritiseren van religie werkte als een rite de passage naar een individueel, autonoom burgerschap. Terwijl je je kunt afvragen waarom iemand minder vrij is als ze ervoor kiest in een geloof te leven of een hoofddoek te dragen. We zien hier een cultureel bepaald, historisch gegroeid idee van wat wij autonoom vinden. Een groepsidee, kortom.’
HET VALT DUS BEST MEE – of tegen, zo men wil – met de veel bezongen individualisering van Nederland, aldus Van den Hemel. En voor de secularisering geldt eigenlijk hetzelfde. Ook al zijn veel kerken leeggelopen, we ademen nog steeds de diepe invloed van het christelijk geloof. Er is door de eeuwen heen veel veranderd, maar ook veel constant gebleven. ‘Je hoeft alleen maar naar de koloniale geschiedenis te kijken om te zien dat de islam nooit een serieuze kandidaat is geweest om ook een zuil te kunnen stichten. De befaamde gedachte was: meerdere gezichten thuis, maar één gezicht in de kolonie. Dat is een belangrijke beperking van onze pluriforme traditie en tolerantie. Die gold van oudsher voornamelijk voor het Nederlandse soort christenen, en dus niet voor alle gelovigen.’
Van die selectieve houding zien we ook vandaag nog voorbeelden, stelt Van den Hemel: ‘De PVV benadrukt dat Nederlandse pluriformiteit religieuze grenzen heeft. Wilders stelde al in 2006 voor om in plaats van het verbod op discriminatie een verwijzing naar de joods-christelijke cultuur op te nemen in artikel 1 van de grondwet. Martin Bosma schreef dat alle cruciale Nederlandse verworvenheden zoals tolerantie en scheiding tussen kerk en staat een relatie hebben met het christendom. Willen we onze seculiere identiteit behouden, zo luidt het argument, dan moeten we teruggrijpen op de bron die dit allemaal mogelijk heeft gemaakt, en dan wordt religie naar voren gebracht.’
Wat is het bezwaar? Het staat toch buiten kijf dat wij een joods-christelijke traditie hebben?
‘Als populistische partijen het over de joods-christelijke traditie hebben, hebben ze het over autochtone, blanke, christelijke geschiedenis. Daarbij wordt een hoop buiten beschouwing gelaten. De rol van het jodendom is bijvoorbeeld volstrekt onduidelijk. De pvv spreekt vaak over Israël, maar wil ritueel slachten verbieden. Maar ook voor het christendom is het beeld uiterst vaag. Welk christendom hebben we het over? Pinkstergemeenten, niet-westers christendom of andere vormen die niet binnen het conservatieve beeld van Nederland passen, worden niet gezien als onderdeel van de joods-christelijke traditie.’
Vind je het verdacht dat mensen op zoek gaannaar het belang van onze christelijke erfenis? Want die zoektocht vindt duidelijk weerklank.
‘Een debat over het belang van het religieuze verleden lijkt mij alleen maar gezond. Maar ik zet vraagtekens bij het statische beeld dat van ons religieuze verleden wordt opgeroepen. Religie wordt daarmee een verwijzing naar Leitkultur.
Dat is een versimpeling. De befaamde politiek wetenschapper Mark Lilla zegt: het christendom biedt een instabiele identificatie. Hij omschrijft het in The Stillborn God als een labiele, veranderlijke denkwijze. Dat vind ik interessant: hoe geven mensen steeds opnieuw vorm aan spiritualiteit in een maatschappij die verandert? Dat levert telkens nieuwe constellaties op. In de jaren zestig en zeventig was het bijvoorbeeld helemaal niet ongewoon om christelijke actievoerders te zien bij ban de bom-demonstraties en bij vroege kraakacties. In die tijd liet de Raad van Kerken nog een uiterst progressieve stem horen. Nu is de progressieve religieuze stem toch wat verstomd of gedepolitiseerd.’
En dus staat de christelijke erfenis nu voor politiek rechts?
‘Vaak wel. En maakt men selectief gebruik van die erfenis. De geschiedenis laat zien dat de term “joods-christelijk” voornamelijk wordt gebruikt als polemische strijdterm, en niet als beschrijving. Hij werd in de VS onder meer door Eisenhower gebruikt in de strijd tegen het nazisme en communisme, Samuel Huntington gebruikt hem tegen de islam. De term is komen te staan voor een culturele identiteit van het Westen, niet voor serieuze analyse van religieuze identiteit.’
Is daar dan geen verband? De Britse politicoloog Larry Siedentopf noemde onze democratische rechtsstaat een erfenis van het christendom. Hij beweert dat de apostel Paulus het zaadje plantte voor de opvatting dat mensen gelijk zijn voor God en daarmee voor elkaar.
‘Dit wordt inderdaad vaak aangevoerd. Niet geheel onterecht overigens. Ons beeld van emancipatie, van gelijkheid, van secularisatie is wel degelijk beïnvloed door die christelijke traditie. Om ons heden te begrijpen, heb je kennis nodig van het religieuze verleden. Maar voorzichtigheid is geboden. Door te stellen dat de democratische rechtsstaat verbonden is aan vaststaande religieuze wortels dreigt het beeld te ontstaan dat je alleen kunt deelnemen aan die rechtsstaat als je die wortels deelt. Verworvenheden worden niet langer gezien als universele waarden, maar als culturele, identiteitsgebonden kenmerken. In Frankrijk zie je iets gebeuren dat veel zegt over onze 21ste eeuw. Onder Jean-Marie Le Pen was het Front National een katholieke partij, die weinig tot niets op had met laïcité, de strikte scheiding tussen kerk en staat. Laïcité werd gezien als een aanval op de katholieke identiteit van Frankrijk. Maar zijn dochter Marine Le Pen spreekt tegenwoordig, net als Wilders, over
laïcité als een christelijke erfenis. Er groeien nieuwe verbanden en nieuwe scheidslijnen. Wat voorheen tegenover elkaar stond, trekt nu samen op. Dat verklaart volgens mij waarom veel mensen die voorheen progressieve waarden aanhingen nu hun heil zoeken bij partijen als het Front National of de PVV. De Franse socioloog Emmanuel Todd stelde de vraag: wat voor soort mensen ging in Frankrijk nu eigenlijk de straat op voor Charlie Hebdo? Zijn antwoord: dat waren zogenaamde zombie-katholieken: mensen die het geloof achter zich hebben gelaten, maar die troost vinden in het verheffen van republikeinse waarden tot nieuw dogma. Dat zombie-katholicisme biedt in tijden van maatschappelijke verwarring een geruststellend frame en is nu een van de belangrijkste politieke krachten in Frankrijk, zegt Todd.Zo hebben we ook in Nederland onze eigen zombie-religie. We trekken ons terug in een steeds enger wordend idee van wat het betekent om tolerant, seculier en Nederlands te zijn.Wanneer er over de “joods-christelijke traditie” wordt gesproken, lijkt het wel alsof we onze drie zuilen inruilen voor een enkele nieuwe. En je hebt gelijk, daartegen wordt eigenlijk maar weinig bezwaar gemaakt. Ik ben benieuwd hoe Pegida zich in dit opzicht gaat ontwikkelen. Duitsland is een spannend geval. Wat gebeurt er als ze de sterke Duitse angst voor terugkeer van fascisme en antisemitisme weten om te vormen tot een anti-islamgeluid? Bij Pegida-demonstraties wordt de islam in één adem genoemd met antisemitisme en fascisme. Het christelijke avondland wordt gepresenteerd als inherent seculier en tolerant. Het gevolg is dat Pegida een vreemd allegaartje aantrekt van neonazi’s en nieuw rechts, atheïsten en christenen, pro-Israël-activisten en antisemieten.’
DE OUDE SCHEIDSLIJNEN tussen religieus en seculier zijn overduidelijk aan vervanging toe. Er groeien nieuwe, complexe verbanden en er ontstaat nieuwe polarisatie. Dit zou het bestaansrecht moeten zijn van de religiewetenschap. Maar Nederland blijft grotendeels onkundig van de religiewetenschappelijke blik op religie en samenleving. Er wordt flink gediscussieerd over populisme en de islam, maar een geïnformeerd debat over godsdienst komt daarbij amper van de grond. Bij wijze van grap met een serieuze ondertoon spreekt de van oorsprong Duitse theologe Manuela Kalsky van het posttraumatische stresssyndroom in Nederland. De bevrijding van de verzuiling was zo radicaal dat alleen de gedachte aan kerk en religie sommigen al hartkloppingen of duizelingen bezorgt. Met gebrekkige kennis van religie als gevolg. Volgens Van den Hemel moet de wetenschap zich dat aanrekenen. ‘Wij missen zichtbaarheid en slagkracht in het publieke domein.’
U was secretaris van een commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen die een behoorlijk kritisch rapport afleverde over de sector. In mijn eigen woorden samengevat: aan de verschillende universiteiten gaat iedereen vooral op in z’n eigen hobby.
‘De commissie constateerde dat er veel goed onderzoek wordt gedaan, maar inderdaad ook dat deze kennis onvoldoende maatschappelijk zichtbaar wordt. Zie bijvoorbeeld wie er bij Pauw aan tafel zitten als het om religie gaat. Of neem de enorme aandacht voor Dimitri Verhulst, die het Oude Testament als een soort handleiding voor martelporno presenteert. Het lezen van heilige teksten is een diep pluriforme en complexe bezigheid, dat kan iedere eerstejaars student religiewetenschap of theologie je vertellen. Die kennis wordt onvoldoende benut bij maatschappelijke debatten. Mijn persoonlijke opvatting is dat het publieke debat in Nederland vaak van een armoedig niveau is. Dit heeft ernstige maatschappelijke gevolgen. Als je het aan Wilders overlaat om de islam te definiëren, en ik ben bang dat het beeld van de islam voor veel mensen bepaald wordt door de PVV, moet je niet raar opkijken wanneer kloven in de maatschappij zich verdiepen. De urgentie wordt gelukkig erkend. Er is steeds meer vraag naar expertise om ontwikkelingen te duiden, bijvoorbeeld in het onderwijs of bij de overheid. In dat opzicht hebben we het tij mee. Religie is een explosieve groeimarkt. Maar als we echt iets willen veranderen, moeten we ervoor zorgen dat kennis van religie in Nederland veel weidser verspreid wordt. Ik heb met een aantal jonge religiewetenschappers een opiniestuk geschreven waarin wij bepleiten dat je zonder gedegen religieonderwijs op de openbare middelbare school wereldvreemde burgers opleidt: 84 procent van de wereldbevolking is religieus, over vijftig jaar is dat 87 procent. In dat licht is het bizar om kennis van religie te verwaarlozen. Dat is soms tegen het zere been van veel mensen die juist dachten dat ze van religie af waren. Ik kreeg reacties als: kom op zeg, we gaan toch ook geen sprookjesonderwijs geven? Op zo’n moment realiseer ik me dat we nog een hoop te doen hebben.’
De angst voor indoctrinatie zit kennelijk diep.
‘Dat denk ik ook. Mensen hebben de jaren zestig sterk ervaren als bevrijding van indoctrinatie. Maar wat ik wil zeggen is dat die bevrijding ook nieuwe dwang kan opleveren. We moeten de erfenis van de ontkerkelijking kritisch bezien. Daar zit een hoop oud zeer, dat is duidelijk. Maar het houdt geen stand om religie ouderwets en intolerant te noemen, en seculiere cultuur hedendaags en tolerant. Die versimpeling levert een vertekend beeld op van een steeds religieuzere wereld. Ik vind niet dat we een naïef, rooskleurig beeld van religie moeten schetsen. Maar het is noodzakelijk om te begrijpen welke rollen religies spelen in het leven van mensen. De situatie is nu zo onder spanning komen te staan dat het begrip kweken voor een religieuze zienswijze al wordt neergezet als het goedpraten van terroristische aanslagen. Zie het debat over de Mohammed-cartoons of Charlie Hebdo. Inzicht verschaffen in wat moslims heilig vinden, opdat we begrijpen waardoor controverses rondom ogenschijnlijk lullige cartoons zo uit de hand kunnen lopen, is al verdacht aan het worden.’
ALS JE ERNST VAN DEN HEMEL vraagt of hij zelf gevoelig is geworden voor de lokroep van religie aarzelt hij tussen een ronduit ‘nee’ en ‘dat doet niet ter zake’. Hij zegt: ‘Ik ben bang dat de vraag afleidt van de intrinsieke waarde van het wetenschappelijk onderzoek naar religie. Maar het is veelzeggend dat die vraag steeds wordt gesteld.’
Misschien omdat religie ook een diep-persoonlijke kant heeft?
‘Uiteraard. Maar onderzoek naar religie is niet alleen van persoonlijk belang voor religieuzen. Zo lang als ik studeer, zie ik toe-eigening en politisering van religie. Die traditie is ook mijn geschiedenis, en mijn cultuur. Dat neemt niet weg dat geloof een belangrijk ingrediënt kan zijn van wetenschap. Ik heb zelf onderzoek gedaan naar opstand en collaboratie onder calvinisten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Sommigen ervoeren het als een plicht om de overheid te gehoorzamen, alle macht komt immers van God. Anderen zeiden: het nazibewind is een goddeloos regime dat geen ruimte laat voor de menselijke beperking. Dan is opstand juist geboden, want dan gaat de overheid de rol van God spelen. Ik had het leuk gevonden om bij dit onderzoek samen te werken met protestants-theologische universiteiten als Kampen of Apeldoorn. Ik vind dat overigens een prachtige rechtvaardiging voor religieuze opstand, die in dit geval niet haar eigen waarheid wil opdringen aan de maatschappij, maar die juist stelt dat mensen de waarheid niet in pacht hebben. Dat spreekt ook een ongelovige postmodernist zoals ik wel aan: een grond voor handelen met behoud van een pluriform perspectief.’
Religie als inspiratiebron voor een brede blik? Dat past niet in het gebruikelijke beeld.
‘Klopt. Ik denk dat daarbij in het hoofd van veel mensen een lineair beeld van de geschiedenis een rol speelt. Naarmate maatschappijen zich verder ontwikkelen, neemt de invloed van religie af, zo is het idee. Hiermee wordt een versimpeling van de westerse geschiedenis verheven tot norm. Als je niet uitkijkt, eindigt dat met een monoculturele visie op het heden die blind is voor eigen dogmatiek. Religie kan een verbredende kracht zijn, en wat zich als bevrijding van religie presenteert, kan beklemmend worden. Dat wordt nu vaak vergeten. Ik heb geprobeerd te laten zien dat de calvinistische traditie in Nederland verschillende vormen had. Dat er binnen één en dezelfde religie verschillende visies bestonden op wat geloof betekende voor je gedrag en voor je visie op de maatschappij. Dit geldt natuurlijk net zo voor “de islam”, “het christendom” en alle andere religies in een gemondialiseerde wereld. Religies zijn steeds in beweging, net zoals alle denkwijzen. Door daarop te wijzen, open je het debat op een moment waarop heel veel neuzen dezelfde kant op dreigen te gaan.’
portret: Bob Bronshoff