Het kan nog vijf jaar duren, maar dan zal de robotauto een normale verschijning zijn in het Nederlandse verkeer. In Amerika rijdt hij nu al rond. Staten als Nevada hebben er zelfs verkeersregels voor opgesteld. De zelfrijdende auto staat zogezegd in de startblokken.
Ik kan haast niet wachten. Laat de machine maar aan het stuur, terwijl ik andere dingen doe. En ik ben vast niet de enige. De robot heeft legio voordelen. Hij kijkt nooit te diep in het glaasje. Hij laat zich niet afleiden door een kennis die voorbij fietst of door een sms. Hij is betrouwbaarder en dus veiliger, voor onszelf en voor onze omgeving. De vraag rijst zelfs hoe lang het zal duren voordat we als samenleving de voorkeur geven aan robots boven menselijke chauffeurs. Wil je toch zelf rijden? Dat kan, maar dan tegen een veel hogere verzekeringspremie.
De zelfrijdende auto is een voorbeeld hoe robots ons leven binnen wandelen en ons voor vragen stellen die geheel nieuw zijn. Want als ze aan het verkeer deelnemen, moeten we ze dan geen ethiek bijbrengen? Wanneer wijk je bijvoorbeeld uit? Als een hond de straat op rent? In geval van een lege stoep, misschien. Maar ook als er een schoolklas voorbij loopt?
Het voorbeeld lijkt vergezocht, maar dat is slechts schijn. De nieuwe technologische golf stelt ons voor fascinerende, reële vragen, die we nu, bij gebrek aan discussie, meestal maar overlaten aan technisch geschoolde programmeurs. Zij – en niet wij – bepalen waar computers en robots aan moeten voldoen. Dat is geen geruststellende gedachte.
Volgens deskundigen staan we aan de vooravond van een – digitaal aangedreven – revolutie die de verhouding tussen mens en machine in een radicaal ander daglicht plaatst. Zouden we het daar niet eens goed met elkaar over moeten hebben?
Deze tekst verscheen als column in het SER Magazine van 29 maart 2013.
Debat bij The Economist: Morals and the machine
Bekijk het debat hier