Populisme in Europa
Beeld: Milo
Meer dan de helft van de populistische aanhang in Europa bestaat uit ‘gewone’ mensen die zich in de steek gelaten voelen door hun elites. Wat te doen? vragen Europese schrijvers en wetenschappers zich af op een conferentie in Finland.
Het is een zachte najaarsavond in het beschaafde Berlijn-Mitte. Keurig opgeknapte regeringsgebouwen staan in het gelid. Samen met de Finse journaliste Johanna Korhonen loop ik terug naar ons hotel. We hebben zojuist gegeten met een bont gezelschap van schrijvers en wetenschappers. Morgen zullen we ons samen buigen over de opkomst van het populisme in Europa, tijdens een openbare conferentie op de Hertie School of Governance, een internationaal georiënteerde elite-universiteit. Maar vanavond is de uitwisseling al begonnen.
Korhonen vertelt over recente incidenten in Helsinki. Demonstranten maakten nazi-gebaren op de trap voor het Finse parlement, anderen hielden een ‘hetero pride’. En toen een Fin op de parlementaire publieke tribune de Hitlergroet bracht, zette een populistisch Kamerlid dit pontificaal op zijn Facebook-pagina. ‘De atmosfeer wordt steeds agressiever. Ik maak me zorgen’, zegt ze.
Ik vraag haar: ‘Wat zou er kunnen gebeuren?’ Dat de populisten wel twintig procent van de stemmen krijgen, zegt ze. En wat als dat inderdaad gebeurt? vraag ik. Ze kijkt verrast op. Rijzend populisme roept toch automatisch angst en weerzin op? Waarom reageer ik dan zo koel?
Een kwestie van praktijkervaring, vertel ik haar. 11,5 jaar na de moord op Pim Fortuyn is Nederland deskundige bij uitstek op het vlak van het nieuwe populisme. We lopen voor in (Noord-)Europa. Twintig procent van de stemmen naar populistische partijen is bij ons het ‘nieuwe normaal’. Dat nieuwe bewegingen een stevig stempel drukken op het politieke klimaat is oud nieuws. Sterker, wie de term ‘populisme’ laat vallen krijgt een grote gaap als antwoord. Nu blijkt dat het populisme vooralsnog niet uit de hand loopt, is de belangstelling in Nederland verslapt. We dreigen zelfs te vergeten hoezeer we ons al hebben aangepast aan een nieuw populistisch discours.
‘Hoe gaat het met Nokia?’ vraag ik Korhonen. ‘Als ik in Finland woonde, maakte ik mij zorgen.’ Er is geen politicus die iets kan ondernemen tegen de vrije val waarin dit enorme bedrijf – recentelijk nog de trots van Finland – is terechtgekomen. Is het vreemd dat mensen beschutting zoeken bij andere dan de gebruikelijke partijen?
Korhonen knikt voorzichtig. Het inzicht dat populisten wel degelijk een valide reden hebben om te protesteren – los van hun methodes – dringt langzaam door in Europa. De organisatoren van de conferentie, de Britse denktank Counterpoint en het Open Society Institute van George Soros, hopen weliswaar mensen te waarschuwen voor het nakende populisme bij de komende Europese verkiezingen, de deelnemers aan de conferentie zien het probleem een slag anders, zo blijkt tijdens ons voorafgaande diner. De parlementaire democratie vertoont zorgelijke gebreken, vindt men.
‘Wat is nu helemaal het probleem als straks een kwart van de europarlementariërs populistisch is?’ vraagt mijn Slowaakse tafelgenoot Peter Ucen, om de discussie eens flink op gang te brengen. ‘Ze praten meer dan ze doen en ze zullen het onderling niet snel eens worden.’ Maar al doet hij alsof cynisme hem als Slowaak nu eenmaal is aangeboren, in de praktijk is hij wel degelijk bezorgd. Niet vanwege het oprukkende populisme, zo zegt hij, maar voor wat zich mogelijk daarna aandient. Hoe groot zal de kater zijn als blijkt dat ook de populisten Europa niet wezenlijk weten te veranderen?
De Deense journalist Anders Rasmussen stelt vergelijkbare ongemakkelijke vragen. Hij vertelt over een recente nationale affaire die veel stof deed opwaaien. Feministen eisten dat zij topless mogen zwemmen in het gemeentelijke zwembad van Kopenhagen. Ze betitelden dit als een identiteitskwestie. Ruimhartige seksuele mores horen nu eenmaal bij Denemarken, jammer voor immigranten die zich daaraan storen, maar als mannen topless mogen zwemmen, mogen vrouwen dat ook. Uitgerekend van de Deense populisten kregen de feministen luidkeels bijval: een alliantie die tot voor kort ondenkbaar was geweest. ‘De populisten kapen de liberale agenda en maken hem sterker’, zegt Rasmussen met licht schuddend hoofd.
Ik moet denken aan Amsterdamse homo’s die zich al lang niet meer schamen om pvv te stemmen. De overeenkomsten in de opmars van het (nieuwe) populisme zijn treffend, ook al verschillen de voorbeelden. Korhonen vertelt over de aanhoudende hatemail die ze kreeg als vooraanstaand progressief journaliste. ‘Toen ben ik ze maar gaan interviewen en vroeg ik ze waarom ze mij hatemail zonden. Ze zeiden: je hebt de opdracht om naar mij te luisteren. Ik ben gelijk aan jou, ook al hoor jij tot de elite en ik niet.’ Hatemail als protest tegen een ongelijke positie – en dus niet als een feitelijk dreigement. Het komt bekend voor. Vroeger, zegt ze, waren mensen misschien ook wel boos op de elite. Maar nu geven digitale mogelijkheden ze veel meer gelegenheid om dit ongegeneerd te tonen.
Hoeveel de populisten in Europa gemeen hebben, ondanks nationale verschillen, blijkt als Catherine Fieschi, directeur van Counterpoint, de volgende ochtend het symposium inleidt. Zo’n honderd mensen hebben plaatsgenomen in een groot lokaal waar het daglicht langzaam binnenstroomt: de internationale schrijvers en wetenschappers aan een brede tafel, studenten en onderzoekers in de zaal. Fieschi schetst hoe in Europa meer dan de helft van de populistische aanhang bestaat uit ‘gewone’ mensen. Ze heeft ze de ‘reluctant radicals’ gedoopt. Deze ‘radicalen tegen wil en dank’ voelen zich in de steek gelaten door hun elites. Ze hebben moeite met een geglobaliseerde politiek die geen inhoudelijke meningsverschillen toelaat. En ze beroepen zich met nadruk op de democratie. Populistische partijen doen mee aan verkiezingen, ze nemen het parlement serieus. ‘Populisme steekt de kop op als een democratische belofte is gebroken’, zegt Fieschi. Sommigen haken dan af – en dat worden er meer, zoals blijkt uit de dalende opkomst bij verkiezingen. Maar populisten doen juist mee: ze willen gehoord worden.
Uit de verhalen van ons internationale gezelschap stijgt een herkenbaar beeld op. Allemaal schreven we een essay over het populisme in ons eigen land, daartoe uitgenodigd door Counterpoint. Vandaag houden we onze visies tegen elkaar. Praktijk en cultuur mogen van elkaar verschillen, in de grond komen veel klachten overeen.
Neem het voorbeeld van Griekenland. Er is in Europa veel huiver voor de Gouden Dageraad. Maar hun opkomst komt niet uit de lucht vallen, vertelt Manos Matsaganis, hoogleraar sociale economie in Athene. De huidige elite in Griekenland is al sinds 1975 aan de macht. Dit gaat gepaard met wijdvertakt cliëntelisme, onder het motto: ik help je mits je op mij stemt. Sinds de eurocrisis staan de machthebbers echter met lege handen, zegt Matsaganis. Dat geen van de partijen een alternatief opwierp voor de opgelegde bezuinigingen van de trojka heeft hun geloofwaardigheid aangetast en de opkomst van het populisme bespoedigd.
Johanna Korhonen knikt: ze herkent het beeld uit Finland. Door te doen alsof er geen alternatief is voor het gevoerde beleid roept het establishment het populisme juist over zich af, zegt ze. In haar beschrijving is Finland een soort Nederland, maar dan tien jaar terug. De bestuurlijke elite beraadslaagt onderling en houdt het volk voor dat meer, beter onderwijs, technologie en internationale concurrentie banen moeten brengen. De lager opgeleide Finnen vragen zich onderwijl af: wat rest er dan voor mij?
Dat is vooral een mannenprobleem, betoogt Korhonen. Vrouwen zijn in de Finse samenleving alleen maar sterker geworden: ze zijn vaker financieel onafhankelijk en kiezen hun eigen weg. De Finse populisten bestaan grotendeels uit boze, teleurgestelde mannen. Op eenzame winteravonden vinden ze elkaar online op het populaire Hommaforum. Daar klagen ze over de bezoekregeling met hun kinderen, over buitenlanders, en zijn ze het erover eens dat vroeger alles beter was.
Ze zijn nostalgisch, zoals de Zweden. Want waar is hun veilige huis gebleven? Auteur Göran Rosenberg, die in Berlijn de Zweedse inbreng verzorgt, noemt de populaire detective Kurt Wallander als sprekend voorbeeld. Naarmate de reeks boeken (en televisieprogramma’s) vordert, valt Wallanders depressie niet meer te scheiden van diens verdriet over het afscheid van het Zweedse welvaartsparadijs, dat geborgenheid bracht voor iedereen, althans, voor iedere Zweed. Globalisering heeft een einde gemaakt aan de verzorging van wieg tot graf – in Zweden zijn tegenwoordig het welzijnswerk en delen van het onderwijs in handen van private equity. Dat is vooralsnog aanleiding voor nostalgie, niet voor boosheid, vertelt Rosenberg. Over immigranten wordt (nog) niet geklaagd. ‘Maar we hebben wel een probleem met de elite. Ze gaan voor zichzelf en ze hebben de Zweedse samenleving de rug toegekeerd.’ Dat leidt tot fragmentatie, en daar moeten veel Zweden erg aan wennen.
Uit de verhalen van Korhonen en Rosenberg rijst een voor ons herkenbaar beeld op: de consensus is als een zeepbel uiteengebarsten en dat gaat gepaard met veel onrust, want iedereen moet zich opnieuw beraden. In Italië speelt dat niet. Daar zijn ze al sinds de jaren negentig vertrouwd met de populisten van Forza Italia. Maar sinds kort zijn de bordjes verhangen, zegt Piero Totola, econoom aan de Universiteit van Turijn. Niet het rechtse maar het linkse populisme onder leiding van Beppe Grillo viert succes. Dan gaat het wel om nieuw links, want de gebruikelijke linkse partijen hebben in de ogen van veel Italianen gefaald. Volgens Totola hadden ze geen overtuigend antwoord op Berlusconi’s belofte dat hij het disfunctionerende overheidssysteem zou aanpakken – al loste hij die belofte nooit in. Nu zijn ze moreel welhaast medeplichtig aan een systeem dat alleen maar slechter is geworden, zegt hij. Hij en zijn vrienden sympathiseren daarom openlijk met de nieuwe Vijf Sterren Beweging.
Zelfs het Verenigd Koninkrijk ontspringt de dans niet langer. In Berlijn houdt de Britse filosoof Julian Baggini een interessant betoog over de opmars vanukip in een land dat niets van racisme moet hebben. Zowel linkse als rechtse kiezers zijn diep ontevreden over de politieke elites, want die bekommeren zich vooral om die paar kiesdistricten waarvan de winst niet op voorhand vast staat. Baggini schetst het beeld van een leger beroepspolitici, zowel van Labour als van Tory, die mikken op swing seats door zich te richten op de ‘Mondeo Man’ en de ‘Worcester Woman’, archetypen van gemiddelde Britten die niet eens bestaan. Dit leidt tot een trek naar het midden. Baggini:‘De grote politieke partijen spreken voor niemand in het bijzonder. Dat maakt ze ongeloofwaardig. Het politieke bedrijf van zetels winnen is zo sterk geprofessionaliseerd dat het de inhoud heeft uitgehold.’
De Duitsers, ruim aanwezig in deze studiezaal, horen het licht geamuseerd aan. Zij prijzen zich gelukkig; bij hen geen opkomend populisme. En het lijkt zowaar alsof de Duitsers – samen met de Spanjaarden – immuun zijn voor teleurstelling in het democratisch systeem, voor woede of voor sterk nationalistische sympathieën onder gewone mensen. Inleider Thomas Klau, hooggeplaatst bij de Europese denktank European Council on Foreign Relations, prijst zich gelukkig; hij ziet de komende Europese verkiezingen voor wat betreft Duitsland met vertrouwen tegemoet. Maar in het publiek heerst twijfel. Ulrika, een felle academica, vertelt dat ook in Duitsland sinds de jaren negentig de bovenlaag voor zichzelf heeft gekozen. ‘De best andbrightest gingen werken voor Goldman Sachs in plaats van voor de overheid. Nu betalen ze een schijntje aan belastingen.’ Het zit haar hoorbaar dwars.
Verlies, achteruitgang, angst, verraad; de aanwezige West-Europese auteurs gebruiken verwante termen bij hun schets van het populisme in hun land. De een knikt begrijpend als de ander het woord voert – mij valt op dat Zweden en Nederland veel gemeen hebben. Toch legt een handvol Oost-Europeanen vandaag het scherpste oog aan de dag. Analyseren ze scherper omdat hun oordeel niet wordt gekleurd door verinnerlijkte parlementair-democratische waarden?
De Slowaak Peter Ucen wekt op z’n minst die indruk. Hij zegt: ‘West-Europeanen mogen dan teleurgesteld zijn in de democratie, de Oost-Europeanen hebben er niet eens aan kunnen wennen.’ Oost-Europa was hetheartland van het socialisme, zegt hij. ‘Het leven was er eerlijker en veiliger, echt waar.’ Nu is dat verdwenen. In Slowakije is het populisme al weer op de terugtocht, maar er komt iets gevaarlijks voor in de plaats: cynisme.
‘Het idee dat je alleen nog verantwoordelijk bent voor je eigen familie leeft sterk. Dan kun je maar beter populisme hebben, want dat doet tenminste nog een beroep op de democratie en op de staat’, betoogt Ucen. Eigenlijk vraagt hij: maken we ons wel zorgen over de juiste kwesties? Is populisme het grootste gevaar?
Het is koren op de molen van de Bulgaarse politiek denker Ivan Krastev. Hij zit als hevig knikkende toehoorder in de zaal. Krastev, die toevallig vanuit Wenen op bezoek is in Berlijn, verrast iedereen met zijn opmerking dat hij alle essays van de aanwezigen daadwerkelijk heeft gelezen. ‘Mooi werk’, zegt hij, ‘maar jullie beschrijven de crisis in de democratische samenleving, niet het populisme.’ Want populisme is volgens hem slechts een vorm die de crisis aantoont. Krastev meent dat we op de drempel staan van een tijdperk vol wantrouwen. Hij vraagt niet hoe we beter naar de populisten kunnen luisteren of hoe we ze kunnen afremmen. Hij zegt: ‘De Europese middenklasse gelooft niet langer in vooruitgang – dat is het echte probleem van links. Hoe vertaalt zich dat? Hebben de burgers nog wel het gevoel dat hun stem iets uitmaakt?’
Krastev raakt een gevoelige snaar. Dat de opkomst van het populisme eerder terugslaat op traditioneel links dan op rechts is misschien wel een ware, maar daarmee nog geen leuke boodschap. De meeste aanwezigen zijn onmiskenbaar van beschaafd linkse signatuur. Counterpoints Catherine Fieschi pakt de handschoen op en maakt een interessante historische vergelijking. De industriële revolutie bracht het socialisme internationaal tot bloei. Misschien is er nu een nieuwe tijd in aankomst en duidt de opkomst van het populisme op een aardverschuiving in onze systemen.
Piero Tortola zou het niet verbazen. De Italiaanse centrum-linkse partij had in 2006 een verkiezingsprogramma van 120 pagina’s. Dan weet je niet wat je wilt, zegt hij. Maar zo gemakkelijk is het niet, roept de Griekse Manos Matsaganis uit. ‘De crisis van de democratie is reëel. Het komt door de globalisering. De populisten maken bezwaar tegen het verlies van controle. Maar als het op oplossingen aankomt, staan ze net als de rest met lege handen.’ De Zweedse Göran Rosenberg is dat met hem eens. ‘De huidige democratische leiders missen macht. Het enige wat ze kunnen doen is zich aanpassen aan de omstandigheden. De populisten doen net alsof we nog steeds onze eigen koers kunnen kiezen. We zijn de gevangene van onszelf, want we laten ons gijzelen door angst.’
Terwijl de schemer over Berlijn valt, neemt een lichte mismoedigheid bezit van ons gezelschap. De Europese verkiezingen naderen in rap tempo, maar veel bruikbare suggesties heeft onze studiedag niet opgeleverd. Verklaringen voor het populisme te over. Het idee dat het populisme hard moet worden bevochten is op losse schroeven komen te staan. Maar daadwerkelijke oplossingen voor het ongenoegen? Uit de zaal komt een aardige suggestie: laat de Europese regeringsleiders live met elkaar in debat gaan op tv, dan kunnen de burgers de verschillende belangen van de verschillende landen tenminste in het echt zien botsen. En blijft belangenstrijd niet de essentie van politiek?
Johanna Korhonen pakt naast mij haar tas in. Ze wil de ontwikkeling van het populisme in Nederland als voorbeeld beschrijven, vertelt ze ter afscheid. Ik weet niet of ik nu vereerd moet zijn. Want de boodschap dat je heus kunt wennen aan populisten en dat ze ook nog een punt hebben, mag mensen geruststellen, maar is daarmee het probleem van tafel? Ik durf het niet te beloven. Want hoe gaan we nu verder? Zal het cynisme groeien en blijft het aantal niet-stemmers toenemen? Of blijft de parlementaire democratie zoals we die nu kennen probleemloos overeind? De inbreng uit Slowakije en Bulgarije dreunt na in mijn hoofd. We mogen denken dat we in Nederland het populisme hebben gepacificeerd, maar als we niet oppassen, en de ervaringen van burgers niet goed verstaan, raken we misschien wel van de regen in de drup. Ik durf het Korhonen nog maar niet te bekennen.
Voor de verzamelde essays over het populisme in Europa zie deze site. Lees ook: Hoe het populisme kon aarden in Nederland