Op Oxford Street, de drukste winkelstraat van Londen, hebben ze iets nieuws bedacht: de welkomheter. Een vrolijk jongmens vraagt: hoe gaat het met u, zodra je binnen stapt. Hij kijkt je aan en zegt: wat fijn dat u er bent. En nog voordat je iets vriendelijks kunt terugstamelen, komt de verkoopster aangelopen. Of je het kunt vinden – en zal ze misschien helpen? Allemaal om jou tot een aankoop te verleiden.
Wat een contrast met de supermarkt vijfhonderd meter verderop. Daar zijn alle kassamedewerkers vorig jaar ingeruild voor machines. Afrekenen is volledig geautomatiseerd. Er loopt in de winkel nog één bediende rond om vragen van vertwijfelde klanten te beantwoorden. Nee, u moet eerst scannen en dan de koffie in het mandje leggen. Niet andersom, dat kan het apparaat niet hebben. De ingeblikte stem die je maant je bon niet te vergeten, klinkt sinister en droefgeestig tegelijk.
We moeten behoorlijk in de war zijn door de technologische opmars over wat een mens kan en wat een machine zou moeten doen. Anders kan ik mijn Londense ervaringen niet duiden. De verhoudingen zijn nu behoorlijk zoek. Zie hoe het hippe restaurant Sketch de tijdgeest probeert te vangen: in een futuristische damestoilet, bestaande uit ruimtecabines, staat een dame op leeftijd, gekleed in een dienstersschort bezoekers te wijzen waar ze hun handen kunnen wassen. Vervreemding als amusement.
Ik weet: het debat over de toekomst van werk is hard nodig. Robots staan klaar. Het gaat om productiviteit, om inkomen, om concurrentiepositie. Maar dat niet alleen. ‘Happening’ Londen leert dat er ook nog zoiets is als de menselijke ervaring en de menselijke waardigheid. Ik hoop niet dat ik met menselijke welkomheters en machinale caissières een blik op de arbeidsmarkt van de toekomst heb geworpen.
Deze column verscheen in SER Magazine. Beeld van Oxford Street via Flickr