skip to Main Content

Foto: Catalina Kulczar / De Groene Amsterdammer

Clive Thompson over de zegeningen van de digitale revolutie

Internet maakt mensen slimmer, stelt journalist Clive Thompson in zijn onlangs verschenen boek Smarter than You Think. Op de sociale media wordt immers gezamenlijk nagedacht over allerhande zaken. ‘Publiek denken helpt tegenstellingen overbruggen.’

Clive Thompson is een Canadees, afkomstig uit Toronto, maar dat zou je niet zeggen als je tegenover hem zit. Hij vuurt zinnen op je af als een volbloed New Yorker, zichzelf onderbrekend bij elke nieuwe associatie; scherp, geestig, uitgesproken. We zitten in een lunchcafé in Brooklyn, om de hoek bij zijn huis. Hier wonen de ambitieuze dertigers die met creatief werk hun inkomen bij elkaar schrapen en die zich deze buurt nog net kunnen veroorloven. Op straat, maar ook in het eetcafé hangt een tolerante sfeer die voor een Europeaan bijna nostalgisch aandoet; losjes en toch voorkomend.

Thompson studeerde literatuurwetenschap, publiceert als dichter en schrijft nu al jaren over technologie voorNew York Times Magazine en Wired. Hij mag een stoppelbaardje hebben en een geblokt overhemd dragen – gadgets, megabites of de beursgang van Twitter horen niet tot zijn repertoire. Integendeel, hij citeert uitgebreid en letterlijk uit Henry IV, verwijst naar Habermas en verbetert zichzelf als hij het heeft over de revolutie van 1849, pardon, 1848.

Afgelopen najaar verscheen Smarter than You Think,het boek dat hij schreef over het effect van de digitale revolutie op ons denken. Het is een enorm succes. Het kreeg lovende recensies en The Economist beval het aan als een van de boeken van 2013. Het verschijnt komende zomer niet alleen in Nederland en Duitsland, maar ook in Korea en China. Vandaag staat hij mij te woord, morgen spreekt hij een Braziliaanse journalist. Iedereen is nieuwsgierig naar zijn verhaal.

Dat is omdat Clive Thompson originele en intelligente verklaringen aandraagt voor het grote succes van sociale media als Facebook, Linkedin en Twitter. Als verslaggever ging hij op pad om te achterhalen hoe mensen verschillende vormen van internet daadwerkelijk gebruiken. Die inzichten paarde hij aan wetenschappelijke kennis. En al moet hij weinig hebben van de grote technologieconcerns in Silicon Valley, toch komt hij tot eenzelfde conclusie als Eric Schmidt of Mark Zuckerberg: het internet maakt mensen wel degelijk slimmer. Het bevordert sociale interactie en publiek denken. En dat is een positieve ontwikkeling, meent hij.

‘Communicatietechnologie decentraliseert’, zegt Thompson. ‘Mensen kunnen veel gemakkelijker uitwisselen. Ze zien opeens dat hun grieven worden gedeeld door mensen aan de andere kant van het land die ze helemaal niet kennen, die ook werkloos zijn en ook boos. Dat dit naar de oppervlakte komt, is natuurlijk positief. In landen waar je niet weet wat anderen denken, kunnen onrechtvaardigheden veel langer blijven bestaan. Maar het is ook problematisch. De Arabische lente, Occupy en het burger­protest in Turkije en Brazilië laten allemaal zien dat het internet een geweldige katalysator is voor onvrede, maar dat het minder goed geschikt is om oplossingen aan te dragen. Daarvoor heb je nog steeds representatieve democratie nodig.’

Terwijl hij praat, zie je Thompson denken aan zijn volgende verhaal. Hij scheidde een mooi boek af, maar zijn thema – de impact van de digitale revolutie – is lang niet uitgeput. Hij wil door. Er is behoefte aan nieuwe ideeën, zegt hij, opdat de politiek adequater kan reageren op de nieuwe verhoudingen met het publiek. ‘In Silicon Valley heerst veel minachting voor de politiek. Dat houdt de zaak maar op, vinden ze. Terwijl het hele punt van politiek nu juist is om dingen soms op te houden. Zodra ze de term “creatieve destructie” horen, gaan ze uit hun dak. Maar soms is het enkel destructie.’

Thompson wil met zijn boek juist een ander, constructief doel dienen. Hij zegt: ‘Ik wil een taal aanreiken waarmee mensen hun communicatie via internet kunnen beschrijven – en begrijpen. Er wordt hier in de VS maar op twee manieren naar sociale media gekeken: gebruikers van Facebook en dergelijke zijn óf narcisten óf ze delen juist zo veel. Maar die oordelen zeggen weinig. Ze helpen niet om te begrijpen wat het betekent dat iedereen zich plotseling overal openlijk over uitlaat. Hoe beïnvloedt dat je gedachtegang? Heeft het effect op jouw waardering van andermans ideeën? Ik wilde interveniëren in de manier waarop we praten over communicatietechnologie. De sector zelf zegt steeds dat ze alles omver woelen en dat ze alles democratiseren, alsof dat altijd een positieve ontwikkeling is. Ik wil het juist nuchter en historisch benaderen, niet tevoren een stelling innemen. En ik ben blij met iedereen die de moeite neemt om het boek te lezen, want het laat zich niet makkelijk in een zin omschrijven, er zitten wel twintig ideeën in.’

Het is waar, Smarter than You Think knispert van de ideeën en suggesties. Als het één hoofdboodschap uitdraagt, luidt die dat internet de communicatie bevordert en dat dit mensen slimmer maakt. Natuurlijk zitten er nadelen en gevaren aan de digitale revolutie, en toen Thompson daarover begon te schrijven overheerste zijn scepsis, vertelt hij. Maar nu zegt hij: de voordelen overklassen de nadelen, vooral door de creatieve manier waarop mensen zich de nieuwe technologie toe-eigenen. ‘Het technologiedebat wordt gedomineerd door schrijvers die theoretiseren en bedenken wat er aan de hand is. Maar ik ben niet van de deterministische visie. Mensen zijn interessant. Ze doen dingen die je niet zou verwachten.’

Zo ging hij op zoek naar de effecten van het ‘eindeloze geheugen’ dat het internet met zich meebrengt. Wat betekent dit voor ons denken? Worden we dommer nu we onze telefoonnummers opslaan in onze mobieltjes en de naam van die acteur even googelen als we ’m kwijt zijn? Thompson neemt de lezer mee naar de wereld van het schaken. De grote revolutie aldaar was niet dat ibm’s computer Deep Blue Kasparov versloeg, schrijft hij. De echte verandering bleek toen redelijk slimme jongens en meisjes die goed met de computer overweg konden oude grootmeesters wisten te verslaan die nog vertrouwden op hun geheugen en hun ervaring. De computer hielp hen met de juiste zetten; juist de samenwerking tussen mens en machine leverde het beste resultaat op.

In zijn boek beschrijft hij mensen die het eindeloze geheugen tot in het extreme uitproberen. Hij volgt een neuroloog die zijn huis volhing met webcams om de taalontwikkeling van zijn pasgeboren zoon 24 uur per dag te kunnen registreren – en die aldus een verband opmerkte tussen de ruimte waar zijn zoon verbleef en de snelheid waarmee hij woorden oppikte. Ook beschrijft hij een welvarende zestiger in Californië die zijn hele leven opneemt met een draagbaar cameraatje. Het is een extreme manier van je geheugen uitbesteden. Het geeft deze man geestelijke rust, zo blijkt. Hij kan zijn aandacht richten op zaken die hem echt interesseren, want hij weet dat hij relevante details op ieder moment weer kan oprakelen. Thompson spreekt mensen die maar geen afscheid konden nemen van oude mails, en die hun oude, stukgelopen relatie steeds opnieuw herbeleven door de mailwisseling te lezen. Hij concludeert dat we zullen moeten leren vergeten, zoals onze voorouders moesten leren herinneren.

Maar geheugen is niet alleen een individuele kwestie, betoogt Thompson. ‘Geheugen is sociaal. Je ziet het in huwelijken, maar ook in hechte groepen. De een is goed in het onthouden van verjaardagen, de ander in sportstatistieken. Je weet dat van elkaar en je bouwt op elkaars bron. We zijn slimmer als we ons omringen met andere mensen, dat kan tegenwoordig met technologie.’

Het is de kern van zijn verhaal. Denken, zegt Thompson, is een sociale activiteit. Als dit mensen vreemd in de oren klinkt, komt dat doordat Rodin ons met zijnDenker op het verkeerde been heeft gezet. De denker is solitair en geconcentreerd. Maar mensen denken juist beter in contact met anderen, zo laat Thompson zien. Internet vergemakkelijkt dit.

U bent heel positief over de explosie van communicatie via het internet.

‘Er is iets inherent intellectueel bevredigends aan dat jij iets schrijft en dat iemand anders daarop reageert en weer een ander daarop voortbouwt. Het is een diep menselijke manier om greep te krijgen op de wereld. Vroeger konden alleen de elites dat doen. Nu doet iedereen het. En dan zeggen sommige journalisten: bah, die mensen spreken online niet over politiek. Maar natuurlijk niet! De meeste mensen hebben het over voetbal, over het weer, over hun familie, over de tv-serie die ze volgen. Dat weerspiegelt zich op internet.’

U noemt het publiek denken, alsof er een publiek doel mee is gediend.

‘Het is openbare conversatie. Er spelen zich enorme discussies af. Welk interessegebied je ook noemt, vrijwel altijd is er online een discussie gaande tussen de belangstellenden onderling. Ze zijn allemaal ontzettend beschaafd, in tegenstelling tot het gedrag op fora over politiek. Daar maken mensen elkaar uit voor rotte vis. Politieke discussies op internet zijn vaak idioot. Maar zodra mensen vertellen over hun kookrecepten of hun oude auto veranderen ze in beleefde, deskundige en welbespraakte discussiedeelnemers. Dat geeft me hoop voor de samenleving.

Publiek denken helpt tegenstellingen overbruggen. Ik werd er door een politiek wetenschapper op gewezen dat mensen die politiek sterk van mening verschillen elkaar juist naderen in informele gesprekken die over iets anders gaan, zoals sport. De website ravelry.com gaat over breien en trekt internationaal een half miljoen vrouwen die patronen delen en tegelijkertijd ook over andere onderwerpen praten. Volgens een vriendin zijn dat goede gesprekken. De gespreksdeelnemers respecteren elkaar omdat ze dingen met elkaar delen. Het is de vraag of je zoiets kunt organiseren. Deze groepen ontstaan organisch. Maar ik wil het onderzoeken. Mijn intuïtie zegt dat daar interessante lessen te leren zijn.’

In zijn boek noemt Thompson voorwaarden waaronder vruchtbare online discussies verlopen, geënt op praktijkervaringen. Mensen delen gemakkelijker als er geen commercieel belang in het geding is – als er, zoals Thompson dat noemt, geen eigenaar is van het idee. In zo’n sfeer wisselen mensen probleemloos en belangeloos kennis uit. Ook daarom noemt hij het public thinking. Om een discussie echt verder te brengen moet de groep weer niet te groot zijn. Boven de tien deelnemers wordt het lastig. Sociale media dienen dus vooral sociale – en geen economische of politieke – doelen.

U schrijft dat deelnemers aan sociale media ambient awareness ontwikkelen, een soort bewustzijn op afstand jegens de mensen met wie ze communiceren.

‘Ik krijg daar veel reacties op, het zet mensen aan het denken. Vanwege twee redenen: ten eerste omdat het debat over sociale media erg in de hoek van narcisme wordt getrokken. Maar ik heb alle literatuur gelezen over de zogeheten narcisme-epidemie die we beleven. En het is of totale onzin, of het wordt allerminst duidelijk in hoeverre internet hiervan de oorzaak is.

Er is dus de retoriek dat sociale media mensen dom maken, net zoals ze dat vroeger beweerden over de telefoon. En het tweede probleem is dat de waarde van sociale media niet helder wordt op het niveau van die ene tweet. Als je die ene mededeling leest, mis je de context en klinkt het als ruis. Maar voor de persoon die het over langere tijd beleeft, zijn die individuele berichten deel van een lange conversatie die ze voeren met zichzelf en met anderen. Het is een longitudinaal fenomeen. De westerse cultuur is arm aan intellectuele modellen om na te denken over serieel bewustzijn. Het is een van de redenen waarom er zo weinig theoretici zijn van de verhalen op tv, want dan moet je iets zeggen over een serie die zeven jaar loopt. Ambient awareness is iets vergelijkbaars, het is een ervaring die groeit in de tijd.

Ik merk het in mijn privé-leven. Een vriendin van mij plaatste steeds zuurdere en bitterder posts. Totdat ik haar aansprak en vroeg: wat is er aan de hand? Bleek dat ze een groot probleem had op haar werk. Ik kon aan haar stem online aflezen dat er iets verkeerd zat.’

Zegt u: internet maakt het ons gemakkelijker om sociaal te zijn?

‘Je kunt discussies op sociale media beschouwen als een manier om ons gezamenlijk bewustzijn te erkennen. Dat is een oud concept in de psychologische literatuur. De sociologen Paul Love en Christian Heath deden onderzoek naar gezamenlijk bewustzijn op de werkvloer. Zij schreven: we stuiten steeds maar weer op situaties waarin mensen de hele dag hardop zeggen wat ze denken om een gezamenlijk bewustzijn te creëren. Ik zei: dat ken ik, redacties werken vaak zo. Voordat e-mail er was, praatten de collega’s op de werkvloer aan één stuk door, vooral op crisismomenten, als iedereen wilde weten wat er nu precies aan de hand was. En het werkt nog steeds zo, heb ik laatst gemerkt toen ik in een radiostudio was waar net groot nieuws bekend was geworden. Bijna alle redacteuren praatten hardop, bijna tegen zichzelf, over wat er aan de hand was. Een soort real life-versie van twitterende redacteuren. Ik kon letterlijk zien hoe ze op deze manier tot een gezamenlijk verhaal kwamen over wat er aan de hand was en wat hun stond te doen. Een mooi staaltje publiek denken, vond ik.

Ik denk dat het idee van ambient awareness indruk maakt omdat het een verklaring geeft waarom mensen zo graag op sociale media verkeren en welke waarde het oplevert.’ Lachend: ‘Sociale schaamte houdt altijd verband met een pleziertje waarvan je de redenen niet voor jezelf kunt verklaren.’

Het vele geschrijf op internet heeft volgens Thompson nog een tweede positief gevolg: de explosie van publicaties door amateurs. We beleven een hoogtij van het geschreven woord, zegt hij. Niet omdat al die teksten van zulk hoog niveau zijn, want dat zijn ze doorgaans niet. Maar ze helpen miljoenen auteurs denken, en daarmee het beste uit zichzelf halen, vooral als ze reacties ontvangen op hun schrijfsels. En die kans is onnoemelijk veel groter dan vroeger omdat het nu online staat en niet in een privé-dagboek.

Thompson beschrijft een klas op een achterstandsschool in Zuid-Californië, waar de leerkracht de scholieren opdracht gaf hun werkstukken – die ze vroeger enkel voor de leerkracht schreven – online te publiceren. Het niveau van het werk schoot omhoog. Plots kregen ze een reactie van de overbuurvrouw of van een nichtje uit een andere staat. Leerlingen die eerder gedwongen moesten worden een letter neer te pennen zetten nu hun beste beentje voor. Thompson noemt dat het ‘publiekseffect’. Dat het publiek hooguit tien mensen beslaat doet er dan niet toe.

Miljoenen mensen schrijven nu voor hun plezier, publiceren en delen hun pennenvrucht online, waar dit vroeger voor een klein groepje was weggelegd. Het oprukkende fenomeen fan fiction is er een voorbeeld van. Fans van een boek of auteur leveren uit puur enthousiasme aanvullingen, alternatieven, persoonlijke versies van een bepaald boek, en publiceren dat in fanzines. Het neemt een enorme vlucht. Thompson berekende dat fans van de trilogie The Hunger Gamessamen zo’n 325 miljoen woorden (!) hebben neergepend als reactie op de boekenreeks. Hij zegt: ‘Fanzines zijn het meest hartverwarmende in de wereld. De deelnemers zeggen: kijk eens, ik heb twintigduizend woorden geschreven over dit aspect van dat verhaal. Ze geven elkaar commentaar, ze schrijven elkaar en steunen elkaar. Het is zelfs intergenerationeel. Een jongen van veertien schrijft een verhaal over zombies en een vijftigjarige bibliothecaresse geeft hem serieuze feedback. Ronduit geweldig!’

De auteur Neil Gaiman heeft ook zo’n enorme fanbase. Hij zegt: iedere lezer creëert al lezend zijn of haar eigen boek.

‘Gaiman is een goede, slimme vent. Hij creëert een culturele omgeving waar mensen naartoe kunnen komen en waar ze intellectueel kunnen verblijven. Voor hem is een boek een begin van een gesprek. Ik heb hem geïnterviewd over de manier waarop internet het maken van kunst verandert. Wat vergt het van de kunstenaar dat het publiek contact wil? Sommige kunstenaars zonderen zich juist liefst af. Jonathan Franzen is daar een voorbeeld van, hij is het liefst alleen. Hij denkt ook dat alle anderen het liefst alleen zouden moeten zijn. Ik vind misantropen van waarde voor de samenleving, maar niet iedereen moet een misantroop worden.

Dit is een moeilijke tijd voor mensen die geen emotionele moeite willen doen voor andere mensen. Dan heb ik het niet over introverte mensen, want die geven juist vaak de voorkeur aan online communicatie, omdat ze verlegen zijn en ze online meer controle kunnen houden. Maar om de vruchten te plukken van het internet moet je emotionele inspanningen plegen. Gaiman krijgt ten minste veertig mails per dag, en hij beantwoordt ze allemaal.’

Emotionele inspanning plegen wordt vaak als vrouwelijk gedrag gezien.

‘Veel van de critici zijn inderdaad mannen, en dan vooral oudere mannen, althans, hier in de VS. Ze hebben in hun jeugd geleerd dat emotionele inspanning iets is voor domme gansjes en dat jongens zich daar niet om hoeven bekommeren. Dat is natuurlijk onzin, zoals iedere succesvolle topmanager weet. Maar deze critici zijn dan ook mannen zonder veel macht.’

Zelfs bij McKinsey is alle mailverkeer tussen collega’s volledig openbaar gemaakt, iedereen kan meelezen, zo schrijft u in uw boek. Is zo’n manier van communiceren weggelegd voor alle generaties?

‘Ik weet het niet, het is een goede vraag. Voor nu geldt dat oudere generaties zich er minder mee op hun gemak voelen dan jongere. Tegelijkertijd beschikken vooral de oudere generaties over de kennis die je wilt ontsluiten. Ik vermoed dat we steeds meer gewend raken aan publiek denken naarmate de generatie die ermee is opgegroeid ouder wordt. Ik hoop eerlijk gezegd dat dit serieuzer genomen gaat worden in het onderwijs – al zie ik daar nog geen tekenen van. Want publiek denken gaat niet vanzelf. Al vele jaren leren wij onze kinderen hoe ze zich staande moeten houden in de samenleving: zo schrijf je een brief aan een politicus, bijvoorbeeld. Dus als er nieuwe vormen van publiek denken ontstaan, moet je de jeugd leren hoe ze daar fatsoenlijk mee om kan gaan. Slimme leerkrachten doen dat al. Hoe zorg je dat je op sociale media fatsoenlijke reacties krijgt? Als je hoffelijk bent online doen mensen hoffelijk terug. Als we onze jeugd dat aanleren, zal de opbrengst van publiek denken alleen maar groter worden.’

Meer lezen? Clive Thompson komt ook ter sprake in dit blog over digitale intelligentie

Back To Top