skip to Main Content

Artikel uit de serie ‘De goddeloze samenleving’

Juist toen we dachten dat God het publieke domein in Nederland definitief had verlaten, steekt religie de kop weer op. Het aantal moslims groeit, nieuwe vormen van zingeving bloeien op en er klinkt een roep om christelijke waarden. Kunnen we – en willen we – eigenlijk wel zonder religie? Onder de titel De goddeloze samenleving praat Yvonne Zonderop het komende jaar met denkers en onderzoekers uit binnen- en buitenland over de plaats van religie anno nu. In dit verhaal:

Hans Boutellier over God en hemelse herrie

God is voor een groot deel verdwenen uit de moderne maatschappij. Sociaal-psycholoog Hans Boutellier vraagt zich af wat die secularisering ons gebracht heeft. Het is zaak ‘om elkaar te blijven aanspreken’.

door Yvonne Zonderop

Ooit fietste Hans Boutellier drie keer per week om zeven uur ’s ochtends op een nuchtere maag naar de katholieke kerk, om te dienen als misdienaar, want dat hoorde zo. Het leven in verzuild Nederland was veilig en overzichtelijk, van school en voetbalclub tot slager en woningbouwvereniging. De kerk bewaakte de grenzen van wat je mocht doen en wat je moest denken. Maar toen de ontzuiling zich aandiende, tweede helft jaren zestig, omarmde Boutellier die zonder aarzelen – en velen met hem. Het katholieke totaalverhaal had zo’n beperking opgelegd dat de vrijheid onweerstaanbaar werd. In een mum van tijd liepen in Nederland de kerken leeg en verdween God uit het publieke domein. Religieuze richtlijnen maakten plaats voor ieder wat wils. De morele godsdienstige ban was gebroken. Was het vanaf dat moment allemaal ­vrijheid, blijheid? Als vooraanstaand sociaal-wetenschap­pelijk denker voelde Hans ­Boutellier afgelopen zomer de sterke behoefte een balans op te maken. Wat heeft de secularisering ons gebracht? Hoe is het leven zonder God ons afgegaan? En waaruit bestaat het gemis dat wij onmiskenbaar voelen? Bij wijze van persoonlijk project fietste hij in z’n eentje naar Rome. Hij beschreef zijn bevindingen in het Koninklijk Nederlands Instituut in Rome. En voegde aan een fundamentele analyse van het ongenoegen zijn moderne oplossing toe. De weerslag ­hiervan, Het seculiere experiment: Hoe we van God los gingen samenleven, ligt komende week in de boekhandel. Het is Boutelliers meest ­persoonlijke, en vermoedelijk mede daarom zijn meest dierbare boek.

Waarom uitgerekend nu een studie naar de gevolgen van de ontzuiling voor onze morele positie?

‘Ik heb me altijd beziggehouden met publieke moraal in de moderne tijd. Maar het is nu zo urgent. De islam komt op. Er ontstaan vormen van fundamentalisme. En het Westen mist een verhaal. Die redenen hangen met elkaar samen. We worden geconfronteerd met de vraag: waar staan wij eigenlijk voor? Ik zie veel morele verlegenheid. In de kern is onze westerse ­samenleving gebaseerd op diepe twijfel. Maar dat antwoord overtuigt niet zo gemakkelijk. Sinds de Verlichting hebben we de bereidheid en ook de kunde ontwikkeld om steeds maar weer te twijfelen bij wat we vinden. Dat is een onwaarschijnlijke verworvenheid. Maar dat proces is sinds de jaren zestig zo snel en intens geradicaliseerd dat het ons moeilijk valt te geloven in het succes ervan.’

Die twijfel is onze erfenis, schrijf je. Het christendom heeft de secularisering als het ware opgeroepen.

‘In het christendom is het individuele geweten steeds belangrijker geworden, het verlangen naar puurheid in de relatie tot God. Dan ligt de vervolgstap voor de hand, namelijk dat het geweten zegt dat er helemaal geen God bestaat. Onder anderen de Canadese filosoof Charles Taylor maakt dat belangrijke punt.

Ik noem in mijn boek een heel rijtje argumenten op grond waarvan je kunt zeggen: het christendom heeft – ongewild – de secularisering op gang gebracht. De politiek filosoof Sieden­top betoogt dat het christendom de wegbereider was van de democratische rechtsstaat. Hij zegt: Paulus heeft het individu ontdekt. Iedereen is gelijk in God. Dat was revolutionair. De Grieken en de Romeinen kenden alleen gelijkheid voor de elite, niet voor vrouwen of slaven. Gelijkheid is ingebakken in de westerse cultuur, dat vind ik een mooi inzicht. Maar ik blijf bewust op afstand van de theologie. Het gaat mij niet om God. Ik stel als sociaal-wetenschapper de vraag: hoe doen we het zonder God?’

Je dacht: toen we nog gelovig waren, hadden we tenminste een duidelijke moraal?

‘Mijn vader zei ooit: als niemand meer gelooft, dan wordt het een zooitje. Dat heeft lang in mijn oren nageklonken. Religie verbindt inderdaad het verhaal over goed en kwaad. Het verbindt hoog en laag, elite en massa, sacraal en profaan, mooi en lelijk. Daardoor ordent het, door alle rangen en standen heen.’

Bovendien is religie ‘een ongehoord mooie oplossing voor de tragiek van het menselijk bewustzijn’, schrijf je.

‘Ja. Mensen haten elkaar of vinden elkaar leuk. Ze willen macht of geven elkaar juist gezag. En waarom? Dat is dat krankzinnige zelfbewustzijn, dat creëert oorlogen en God, blinde haat en oprechte liefde. Dat maakt het leven zo complex en zo inherent tragisch. Religie is daar een schitterende oplossing voor.’

Want religie kan iets overbruggen wat een redelijke samenleving helemaal niet kan?

‘Precies.’

De meeste christenen zijn geseculariseerd, maar Nederland telt nu wel twee miljoen moslims.

‘Daar worden we nu mee geconfronteerd. Wat betekent dat voor het seculiere Westen? Diepe twijfel, dat is de grondslag van het succes van de westerse cultuur. Het is de houding van de wetenschapper: steeds op zoek naar de waarheid, in de verwachting en zelfs de hoop dat die weer achterhaald zal worden. Dat typeert onze cultuur. Technologie, innovatie. Het is de vooruitgang. Wij moeten ons daarop voor laten staan. Maar de vraag is: hoe overtuigend is dat?’

Voor mensen die niet in die traditie staan?

‘Voor degenen die de twijfel eigenlijk helemaal niet willen toelaten. Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, handelde niet uit geloof, maar uit angst voor zijn eigen twijfel. Daarom moest hij een daad stellen. Radicalisering is voor een deel het antwoord op de angst voor de twijfel.’

Maar ook een daad van verzet tegen een ‘leeg’ Westen dat geen diepe overtuigingen meer kent?

‘Ik zie daar geen groot onderscheid. Het is zeker verzet, maar hoe zit dat psychologisch? Je verzet je tegen wat je vreest. Twijfel was lange tijd voorbehouden aan Verlichtingsfilosofen. Kant zei ooit: ik kan wel zonder, maar mijn arme huisknecht Lampe, “der soll ein Gott haben”. Pas sinds de jaren zestig twijfelt ook de massa – althans, ze heeft weinig zekerheden meer.

Dat gaat om meer dan religie. Het socialisme en het liberalisme waren als grote stromingen ook al los van God. Maar ze boden een substituut. Net zo’n raamwerk, net zo’n totaalpakket. Die zijn nu ook weg. De twijfel en het daaruit voortvloeiende onbehagen resteren.’

Hans Boutelier is sociaal-psycholoog en wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut. Zo’n positie brengt met zich mee dat je niet zomaar ongefundeerd het een en ander over religie kunt roepen. Daarom maakte hij een sociaal-wetenschappelijke analyse van de invloed van de secularisering op vijf domeinen die hem na aan het hart liggen: criminaliteit, veiligheid, seksualiteit, integratie en de rol van de sociale wetenschappen. Op al deze domeinen deed hij eerder onderzoek en liet hij zich als maatschappelijk denker gelden. Nu maakt hij een balans op. Dat geschiedt langs twee lijnen: hoe is onze morele positie veranderd? En waar is het gemis aan religie neergeslagen? De secularisering blijkt onvermoede neveneffecten te hebben opgeleverd. Maar de hoofdconclusie lijkt dat het leven zonder God ons praktisch gezien best goed af gaat, maar ons mentaal zwaarder valt dan gedacht.

Je eerste conclusie stemt positief: leven zonder God heeft mensen niet crimineler gemaakt.

‘Je zou denken dat als de autoriteit verdwijnt de criminaliteit toeneemt. Aanvankelijk was dat ook zo. Maar hij daalt nu al weer vele jaren. Er zijn allerlei mechanismen voor in de plaats gekomen waarmee we de zaak onder controle hebben gekregen, zoals camera’s, stadswachten en sociale preventie.’

We zijn wel veel vatbaarder geworden voor angst, schrijf je. Met het geloof verdween ook de gemoedsrust.

‘Dat is waar. Vanwege God, maar ook om de geborgenheid van gemeenschap, en om het verhaal. Dat is weg. Pim Fortuyn had het over verweesd zijn, en dat is eigenlijk best een goed begrip. Ik denk dat veel mensen zich verweesd voelen, geen rust hebben, zich niet veilig voelen. Het Lutherse geloof kent het begrip certitudo. Dat staat voor geloofszekerheid: omdat ik geloof, ben ik in handen van God. Dat veilige gevoel is voor veel mensen weg. Er is een reservoir van angst, dat verklaart ook waarom we zo ontzettend op die veiligheid zijn gaan hameren. Dat geeft tenminste het gevoel dat we het weer een beetje onder controle krijgen.’

En jij zegt dan: daarom ervaren wij al die surveillance als nieuwe voorzienigheid, een nieuwe almacht ziet en hoort ons!

‘Ik heb me lang verbaasd over waarom er zo weinig verzet of zelfs maar weerzin is tegen die surveillance, online of in het echte leven. We accepteren het gewoon. Sommigen zeggen: je hebt toch niets te verbergen, maar dat is een plat en dom argument. Er zit iets diepers achter. In De Groene schreef Bob de Graaf over inlichtingendiensten. Hij grapte: we gaan ons niet verzetten tegen de Heer. Toen dacht ik: het is helemaal geen grap, dit is eigenlijk een heel goed punt.’

Je omschrijft het als een systeem met religieuze trekken.

‘Het heeft dezelfde kenmerken, bijvoorbeeld dat iedereen gezien kan worden. Het verbindt hoog en laag. Is alomtegenwoordig. Het suggereert bescherming en geborgenheid. En er is zelfs een persoonlijke relatie. Surveillance functioneert omdat we er allemaal aan bijdragen. Daarom heb ik bezwaar tegen critici die alleen de macht zien die ons wil onderdrukken. We willen het zelf ook. Het regelt in toenemende mate onze relaties. Ook dat is er religieus aan.’

We leven anno nu in een pornografische arena, schrijf je. Is seksualiteit nog een moreel vraagstuk? Of geldt: als mensen het maar met beider instemming doen, is alles oké?

‘Nou, niet omdat ik dat vind, maar dat is dominant in de samenleving. Ik probeer juist te onderzoeken: dat kan toch haast niet waar zijn? Ik ben er bijna van overtuigd dat ­seksueel geweld, het ondergaan van dingen tegen je zin, is toegenomen dankzij de alom ­beschikbare porno­grafie. De suggestie van permanente beschikbaarheid van wat je maar wil wringt met de prudentie en de gelijkwaardigheid van de moderne verhoudingen. Er is onderzocht hoe tieners daarmee omgaan. Ze tasten elkaar af, beoordelen elkaar voortdurend, proberen dingen uit en komen zo tot een opvatting van wat normaal is. Dan gebeurt er wel eens iets tegen iemands zin, natuurlijk.

Maar ik vind het opvallend dat porno nauwelijks een politiek onderwerp is. Klaarblijkelijk is het geen issue. Het christelijke geloof heeft de seksualiteit onderdrukt, het was een stiekeme bedoening. Dus de bevrijding was ook enorm.’

Zelfs de sociale wetenschappen hebben een tik van de secularisering meegekregen. Zij vervullen een pastorale rol, schrijf je.

‘Het grappige is dat ik, door het perspectief van de secularisering te gebruiken, ontwikkelingen in mijn eigen werk opeens veel beter begrijp. Er wordt van de sociale wetenschappen steeds vaker geëist dat ze bestaande praktijken ondersteunen. Het lijkt soms wel een zorgende functie, ergens tussen kennis en praktijk in. In de afgelopen decennia zijn de sociale wetenschappen als richtinggevend instituut al heel belangrijk geworden. Daar komt nu die ­begeleidende rol bij. Dat is best lastig, want je wilt ook wetenschapper blijven. Maar er is kennelijk behoefte aan.’

Jouw slotsom is: het gaat eigenlijk best goed zonder God, de samenleving is geen zooitje geworden. Toch ben je niet gerust.

‘De redenering is eigenlijk: het gaat goed, met alle kanttekeningen van dien. Ik spreek van een pragmacratie, bestuur dat niet ideologisch, maar louter pragmatisch functioneert. Dat is best succesvol, maar het inspireert niet. We moeten de bezieling uit onszelf halen.’

Volgens het SCP zweeft de helft van de bevolking ergens tussen gelovig en ongelovig in. Je kunt ook zeggen: mensen geloven wel, maar niet meer in religieus verband.

‘Mensen moeten dan op een vijfpuntsschaal antwoord geven op de vraag: beschouwt u zichzelf als religieus? Vijftig procent zit er tussenin, dat is best veel, inderdaad. Mensen vinden het moeilijk om hardop te zeggen: nee, ik geloof niet. Want dan zeg je ook “nee” tegen het besef van tragiek. Eigenlijk is de situatie dat nu we nergens meer in geloven we overal in kunnen geloven. Sterker: we móeten wel wat geloven, of in elk geval ergens wat van vinden. De secularisering heeft niet geleid tot algeheel atheïsme, maar vormt een conditie waaronder iedereen zijn eigen God kan kiezen en waarin hij ook zelf god mag zijn, zolang hij zich aan de wet houdt.

Dat is natuurlijk ongelooflijk, maar niet onproblematisch. Want we kunnen er maar moeilijk gezamenlijk richting aan ontlenen. Zonder opvattingen sta je op drijfzand. Daarom zie je dat iedereen elkaar de hele tijd bevraagt: wat vind je ervan? Hoe denk je erover? De waarheidsaanspraken zijn weg, en daarom moeten we steeds opnieuw onze positie bepalen.’

‘De secularisering heeft niet geleid tot algeheel atheïsme, maar vormt een conditie waaronder ieder zijn eigen God kan kiezen’
Onze generatie kan dat nog als een bevrijding ervaren. Jongeren klagen juist over leegte.

‘Ik zie juist ook de keerzijde. Het succes van de technocratie is óók teleurstellend; het creëert een gevoel van onbehagen. Wat ons rest is dat we doorgaan, dat we ervoor zorgen dat er continuïteit is. Het is waar, er is behoefte aan een groter verhaal. Dat schrijft Bas Heijne in vrijwel elke column. Maar ik zie nergens een begin, ook niet bij de critici, van waar dat dan uit zou kunnen bestaan. Daarom vind ik dat niet zo’n bevredigende uitspraak.

Balkenende heeft het geprobeerd tien jaar geleden. Dat is een faliekante mislukking geworden. Het hele idee dat we een gezamenlijk waarden-en-normenpatroon kunnen maken waar we elkaar dan in kunnen vinden. Ik geloof daar niet zo in, en het trekt mij ook niet zo.’

Maar jij en ik zijn nog wel christelijk opgevoed. Dat hebben we doorgegeven aan onze kinderen. God mag dan verdwenen zijn uit de publieke ruimte, maar de christelijke waarden zijn toch niet ineens weg?

‘Ik schets een ander perspectief. Je hebt gelijk dat onze cultuur op zichzelf door en door christelijk is. Dan gaat het om het belang van naastenliefde, het verschil tussen goed en kwaad. Maar het is behoorlijk weggezakt en het is bovendien versplinterd geraakt. Het is vermengd met heel veel andere dingen, met de klassieke deugden­ethiek, of met Deense politieseries, discussies bij Pauw, noem maar op. Ik gebruik daarvoor de term hemelse herrie. Uit de netwerksamenleving stijgt een buzz op van meningen, waarden en geloven. Ons waardenpatroon is veel gevarieerder dan het was. De wijze waarop mensen hun leven leiden en denken wat ze denken, die diversiteit is echt onwaarschijnlijk groot.’

En daarom schrijf je: ‘In een superdiverse samenleving kan de hoop op gelijkheid niet via een gemeenschappelijke cultuur worden gerealiseerd’?

‘Exact. Daarom zijn inburgeringscursussen ook zo idioot. Dat is voor mij ook een nieuw inzicht, hoor. Maar we hebben zo’n onvoorstelbaar diverse samenleving. Dat betekent dat je de diversiteit moet managen. En niet moet denken dat je die kunt overstijgen met gedeelde waarden. En als je het wel zou doen: wat krijg je dan in hemelsnaam? Zo’n autoritaire ontwikkeling als onder Poetin? Ik geef toe: dat ligt wel op de loer als de polarisatie blijft doorgaan.’

Maar zonder gedeelde ervaringen redden we het ook niet.

‘Ik zeg: af en toe zijn er flitsen van gemeenschappelijkheid. Er zijn momenten en situaties waarin een gezamenlijk gevoel ontstaat dat er iets is wat ons overstijgt. Zonder dat het meteen een permanent verhaal is waar iedereen zich in moet vinden. Een gedeeld gevoel van vervuld zijn. Dat kan van alles zijn: muziek of de natuur, soms op grote schaal.’

Bijvoorbeeld dat alle voetbalfans in alle stadions veertien minuten na aanvang van de wedstrijd gaan applaudisseren voor een zieke Johan Cruijff?

‘Tja, zoiets. Ik heb de terugkeer van de lichamen van de ramp met de MH17 genoemd, dat vond ik grandioos geënsceneerd, die grote vliegtuigen, die nietigheid van die gezagsdragers op die klapstoeltjes, de gestileerde passen. Dan herkennen we elkaar in iets groters dan onze eigen kleine motiefjes en belangetjes.’

Zijn de media dan de nieuwe priesters?

‘De nieuwe kerken, misschien. Media zijn inderdaad belangrijk. Zij kunnen die flitsen van vervulling massaal maken. Dan kun je cynisch reageren: elke week een nieuwe flits van media die tegen elkaar opbieden. Maar dit soort gebeurtenissen gaan inderdaad vaak via de media.

Het is niet dat ik dit zo graag wil. Maar dit is het sprankje hoop dat ik put uit wat ik zie dat er gebeurt. Dit is misschien het maximaal haalbare, op dit moment in onze geschiedenis, om elkaar te blijven vinden en elkaar te blijven aanspreken. Zo heb ik het in de inleiding verwoord: als we het geloof in dit soort momenten van een emergente god verliezen, belanden we in totale onverschilligheid.’

Dan moet de westerse cultuur vrezen, schrijf je met zoveel woorden.

‘Zolang we elkaar nog aanspreken of voor mijn part bestrijden in wat voor jou en voor mij belangrijk is. En dat er dan ook momenten zijn waarin je elkaar even begrijpt in iets wat ons overstijgt, ja, dat geloof moeten we koesteren.’

Hans Boutellier, Het seculiere experiment: Hoe we van God los gingen samenleven. Boom, 200 blz., € 22,50. Reflecties tijdens zijn Rome-reis zijn gebundeld in het e-boekje De gemankeerde nieuwmensch (gratis te downloaden van de website van de uitgever)

Dit artikel verscheen in De Groene Amsterdammer van 11 november 2015, als onderdeel van de serie: ‘De goddeloze samenleving’.

Beeld Kalverstraat via Flickr (Marcel Oosterwijk)

Back To Top