Deze column verscheen in SER magazine juni 2019.
We vieren dit jaar 100 jaar vrouwenkiesrecht. Alle reden voor een feest. Ik zag een podium vol stralende Nederlandse politica’s in theater Frascati in Amsterdam. Zelfbewust en sterk: ze verbeeldden de zoete winst na een harde en lange strijd.
Maar deze feestvreugde kan niet verhullen dat er in Nederland het nodige hapert aan het democratisch proces. Bij de laatste Provinciale Statenverkiezingen ging slechts de helft van de vrouwelijke kiezers naar de stembus. De Nederlandse mannen waren beter gemotiveerd; twee derde van hen bracht zijn stem uit.
Schatten vrouwen hun eigen kiesrecht niet op waarde? Vieren we een feestje voor niets? Ik vrees dat er iets anders speelt. Als ik op tv bij de interruptiemicrofoon weer zo’n stoet mannen en jongeheren in blauwe pakken zie staan, strijdend om het grootste gelijk, denk ik vaak: gaat dit over mij? Kan ik wel spreken van een ‘volksvertegenwoordiging’?
Vrouwen stemmen met hun hart, mannen met hun verstand, twitterde opinieonderzoeker Peter Kanne onlangs. Vrouwen hechten meer aan zorg, aan duurzaamheid, aan waarden en normen dan mannen, zo blijkt uit onderzoek. Maar bij wie moeten ze hun hart ‘uitstorten’, in een politiek bedrijf waarin scoringsdrift overheerst?
Alleen al uit democratische oogpunt is het een misser dat zo’n groot deel van de bevolking haar stem niet komt opeisen. Maar ik vind het eerlijk gezegd ook een beetje dom van al die politiek strategen. In ons versplinterde politieke klimaat zijn partijen al blij als ze een zeteltje winst afsnoepen van een concurrent. Terwijl de m/v met een wijs, een zorgzaam en een hartelijk verhaal de grootste partij van Nederland kan worden, omdat hij/zij al die vrouwen die zich niet aangesproken voelen weer naar de stembus trekt. Zodra dat gebeurt, is er helemaal reden voor feest!