Er zijn in de Bijlmer meer kerken dan cafés, schreef columnist Patrick Meershoek in het Parool. Hij benoemde een trend die velen ontgaat: de herintreding van het christelijke geloof in Nederland.
Ons land telt circa een miljoen christelijke migranten. Ze komen overal vandaan. Het zijn er ten minste evenveel als moslims in Nederland. Over die laatste groep raken we maar niet uitgepraat. Over die eerste spreken we nooit.
Dat komt door ons eigen verleden. In de tweede helft van de vorige eeuw rukten veel Nederlanders zich los van een knellend godsdienstig verband. Ze denken: nooit meer een kerk, asjeblieft. Seculier is sindsdien tot norm verklaard.
Maar de rest van de wereld heeft ons Nederlandse voorbeeld niet gevolgd. Integendeel, 88 procent van de wereldbevolking hangt een geloof aan. Hun aantal groeit. Religie laat zich niet zo gemakkelijk wegpoetsen. Als systeem voor betekenisgeving kent het eigenlijk geen serieuze concurrent.
Nieuwkomers uit alle windstreken komen ons daar nu aan herinneren. Ze beginnen gewoon een kerk, desnoods in een garage of op een bedrijventerrein. Daar vormen ze een warme plek van onderlinge solidariteit. Je treft er huiswerkklassen, naailes, steun bij ziekte, een informele voedselbank. De participatiesamenleving in de dop, zeg maar.
Alleen moeten veel gemeenteraadsleden en ambtenaren in de Randstad daar niets van hebben. Ze houden liever afstand tot de kerk of de moskee. Een hang-up van vijftig jaar geleden weerhoudt ze ervan praktisch sociaal beleid te ondersteunen.
Het wordt tijd om uit deze bubble te treden. Wie denkt dat het geloof nog steeds een aflopende zaak is in West- Europa, heeft het mis. Columnist Janen Ganesh van de Financial Times erkende dat laatst op typisch Britse, zelfdepreciërende wijze: ‘ik ken haast niemand die bidt’, schreef hij. ‘En dan nog durf ik mij een kosmopoliet te noemen…’.
Deze column verscheen in SER Magazine van februari 2018.