skip to Main Content

Rafaël Rozendaal maakt abstract werk dat eeuwen eerder of later ook zou aanspreken. Hij exposeert op internet. Een prima middel voor een kunstenaar die streeft naar oneindigheid.

Rafaël Rozendaal heeft een Braziliaanse moeder en een Nederlandse vader. Na zijn studie aan de Jan van Eyck Academie woonde hij onder meer een jaar in Los Angeles, verbleef hij in Parijs en werkte hij een tijd in Berlijn. Nu is hij dertig jaar oud en woont hij midden in het New Yorkse Soho, op de grens van Little Italy en Chinatown. Hoe geglobaliseerd kun je zijn?

Dat is in het geval van Rafaël Rozendaal geen ijdele vraag. Hij maakt globale kunst bij uitstek, want hij werkt en exposeert op internet, het medium dat over alle grenzen heen gaat. Het bracht hem de afgelopen jaren op tentoonstellingen in São Paulo, Venetië, Tokio, Los Angeles, Stockholm en Seoul, en ook Enschede en Amsterdam. Die mooie staat van dienst valt evenwel in het niet bij de aantallen bezoekers die zijn websites halen: meer dan 32 miljoen. Welke galerie kan daaraan tippen? Het laat zien dat Rozendaal niet alleen internationaal aanslaat, maar ook dat hij met zijn beelden een groot, uiteenlopend publiek bereikt.

Zijn verhuizing naar New York, het toevluchtsoord voor ambitieuze mensen, was misschien wel onvermijdelijk. ‘Als je veel van je werk houdt, wil je er graag over praten. In Nederland zeggen mensen dan: doe eens kalm, wij zijn nu aan het relaxen. In New York zijn meer mensen intensief met hun werk en met kunst bezig. Mijn werk werd hier ook meer gewaardeerd dan bijvoorbeeld in Berlijn.

Waarom dat is? Men kan hier dingen fantastisch vinden zonder te vragen waarom. In Berlijn en Amsterdam moet altijd eerst veel gepraat worden voordat men zich achter een werk schaart. De kunst in Berlijn tendeert naar politiek en beschrijvend werk, hier is het meer visueel-emotioneel. Het is typisch Europees om alles te proberen in woorden te vatten. Dat heeft effect op de kunst die gemaakt wordt. Kunstenaars gaan op een defensieve manier werk maken dat goed valt uit te leggen. Ze durven niet op intuïtie te werken. In Nederland is men zo trots op het modernisme dat je niet meer durft te schilderen. Hier gaan ze gewoon door.

Bovendien lopen ze hier voorop met de groei van technologie. Er komen vragen op die nog nooit eerder gesteld zijn. Bijvoorbeeld: hoe pas je beeld aan op verschillende formaten van het beeldscherm? Hoe maak je schalende composities? Dat interesseert mij.’

Maak je daarmee dan ook geglobaliseerde kunst?

‘Ik zoek een universele beeldtaal. Ik wil werk maken dat spreekt ongeacht je opleiding of waar je vandaan komt. Dat je het werk zou kunnen ervaren, zelfs als je vijfhonderd jaar eerder of later zou leven, simpelweg omdat het niet veel voorkennis vergt. Dat is mijn doel. Ik vind het heel interessant als het werk voor zichzelf spreekt.’

En je laat de geschiedenis achter je?

‘Dat kan met de computer. Daar zijn nog niet veel kunstenaars mee bezig geweest. Dat is anders met olieverf. Vooral in het begin voelde het heel vrij. Iedereen heeft al performances gemaakt met bloed, of schilderijen met bloed, maar een website met bloed heeft nog niemand gemaakt. Dat doe ik dan. Maar ik verwijs ook wel. Met een bepaalde kleur rood refereer ik aan Matisse.’

Op newrafael.com is dit voor iedereen zichtbaar: Rozendaal maakt abstract, oorspronkelijk werk dat niettemin associaties en herinneringen oproept. Zijn verzamelwebsite toont meer dan honderd kunstwerken in de vorm van web­sites die een specifiek, veelal bewegend beeld laten zien. Beweging, vorm en kleur maken het tableau, er is geen verhaal te bekennen. ‘Mensen vertellen mij dat ze snel door allerlei beelden klikken en er dan bij één blijven hangen. Dat beeld zetten ze dan op een tweede monitor de hele dag aan.’

Dat zo’n permanent beeld een hele dag kan boeien komt mede door de ‘oneindigheid’ die Rozendaal nastreeft. Hij brengt random verandering aan, waardoor het beeld op onverwachte momenten verandert en blijft veranderen. Het is geen filmpje dat drie of tien minuten duurt, in beginsel duurt het eindeloos. Hij zegt: ‘Op de academie moest je tevoren kiezen: hoe lang is mijn video? Dat vond ik altijd zo raar. Naar een schilderij kun je een seconde kijken of een jaar, wat je wilt. Zo wil ik bewegend beeld benaderen. Dat kan sinds de computer pas echt en het internet maakt het veel toegankelijker voor iedereen.’

Bovendien heeft de kijker een vorm van inspraak door op het beeld te klikken, waarna de vorm zich aanpast. Ook deze interactiviteit is uniek in de beeldende kunst en kenmerkend voor het internet. ‘Interactiviteit is voor mij belangrijk omdat het onderdeel is van de perceptie. In een museum mag je niets aanraken. Maar hoe een kop thee voelt en hoe warm die kop is, is onderdeel van wat thee is. De rol van de kijker daarin vind ik interessant, omdat het werk niet helemaal af is. Het verandert.

Wat gebeurt er als iemand betrokken raakt en ook invloed heeft? Ik zie dat als onderzoek. In computerspellen worden dingen al veel langer op interactieve manieren afgebeeld. Als je in zo’n spelletje tegen een voetbal trapt, dan schokt het been heel even, dan wordt de bal iets langzamer, waarna hij sneller doorschiet. Dat is net zo fundamenteel als wanneer iemand een ezel bij een herberg schildert en onderzoekt hoe die ezel er anders uitziet als het licht verandert, als het avond wordt, als het lente is of herfst. Alleen, in het computerspel staat de interactie altijd ten doel van het spel. Ik wil juist bereiken dat de kijker stilstaat bij de interactie zelf – zonder doel.’

De relatie met het publiek is op internet wezenlijk anders dan in andere fora. De kunstenaar kan er zijn of haar eigen publiek opbouwen. Net als op de huizenmarkt of in het reiswezen schakelt het internet de tussenpersonen uit. In de kunstwereld gaat het om de galeriehouder of uitgever. Het komt de directheid van zijn kunst ten goede, zegt Rozendaal. ‘Met een tussenpersoon is er meer overleg, het wordt meer bedacht. Ik vind het heel fijn dat die barrière er niet is. Er is meer verantwoordelijkheid voor de kijker zelf.’

Dat wil overigens nog niet zeggen dat hij veel van zijn publiek weet. Het gemiddelde bezoek duurt twee minuten, en dat is verhoudings­gewijs lang, weet hij. Maar wie er nu precies op zijn websites klikken? ‘Twee vrienden van mij uit Berlijn kenden mijn werk omdat hun moeders zeiden: dit moet je eens zien. Ik zal nooit al mijn publiek ontmoeten. Maar ik vind iedereen belangrijk, ik wil iedereen als publiek.’

Dan treft het dat jouw werk op internet altijd voor iedereen toegankelijk is.

‘Stel je voor dat kunstenaars in het verleden de beschikking hadden over een soort glasplaat die in elk huis stond en waarop zij een bewegend schilderij konden maken dat de bewoners konden bekijken als ze maar wilden. Ik denk dat Leonardo da Vinci dat ontzettend interessant zou hebben gevonden. Je hebt als kunstenaar in beginsel hetzelfde platform als grote bedrijven of grote musea. In het beginstadium voelde het internet misschien nog democratischer dan nu, omdat er nu grote commerciële belangen zijn gekomen. Maar iedereen kan nog steeds een eigen website beginnen.’

Zoals Rafaël Rozendaal over kunst praat zou je bijna vergeten hoe jong hij nog is. Hij mag dan streven naar intuïtieve, universele beelden, hij komt opmerkelijk goed uit zijn woorden. Het verraadt hoe diep hij heeft nagedacht over zijn niet-bedachte werk.

Beweging interesseert jou. Gewoon omdat het mogelijk is?

‘Ik heb altijd veel naar animatie gekeken, al vanaf mijn vijfde jaar. Sommige mensen hebben een sterke drang naar melodie, anderen naar verhaal, ik heb een sterke drang naar beweging. Ik weet niet waarom. Als ik stilstaand beeld had gemaakt, was ik waarschijnlijk niet zo sterk naar het internet getrokken. Voor film moet je meer hebben met verhalen, dat heb ik niet. Ik houd mij bezig met de intensivering van perceptie. Er komen dagelijks zo veel indrukken op je af. Ik probeer ruis weg te nemen. Concentratie vinden, dat is eigenlijk mijn taak.’

Koester je dan voorbeelden?

‘Ik voel mij verwant met Mondriaan en met Liechtenstein. Maar computerspellen zijn ook een bron van inspiratie. In vroege computerspellen hadden ze maar tien pixels om een persoon te tekenen. Dat betekent dat je terug moet tot de essentie. Ik vind het heel interessant als mensen beeld moeten reduceren om dingen toegankelijk te maken. Dat maakt houtsneden of tapijten interessant. In het Metropolitan Museum is nu een tentoonstelling van tapijten uit de Renaissance van Pieter Coecke van Aelst. Dat geeft een heel ander resultaat dan olieverf. Mondriaan heeft dit pad ook afgelegd: steeds verder reduceren. En Liechtenstein heeft een beeldtaal bestudeerd van de comics die vet en eenvoudig was en die snel reproduceerbaar moest zijn.’

Voel je je deel van een nieuwe beweging?

‘Er zijn veel mensen met internet bezig. In Berlijn aanvankelijk ook, maar daar stapten ze meestal toch over op traditionelere vormen, zoals installatie, sculptuur of fotografie. Ze gingen van het scherm af, richting de galerie. Het werd gemakkelijk conformistisch. Maar ik heb toch altijd mijn aandacht meer bij het internet gehouden. Ik hou echt van het scherm.

Ik ben in Berlijn een nieuw platform begonnen: BYOB, dat staat voor Bring Your Own Beamer. Dat is een manier om zelf bewegend beeld tentoon te stellen. Ik heb veel vrienden die met bewegend beeld werken. Dus ik zei: we verzamelen in een groot appartement en neem je eigen beamer mee. Dat deden ze. Samen maakten die twintig beamers een explosie van het internet om je heen. Iedereen zei: dat moeten we vaker doen. Dus hebben we een handleiding online gezet, toen is het heel snel verspreid. Nu zijn er al meer dan tweehonderd van dit soort bijeenkomsten geweest over de hele wereld. Internet is een soort rommelmarkt, als je het geheel ziet, is het troep, maar als je goed zoekt, kun je juwelen vinden.’

Rozendaal beperkt zich niet tot het internet. Hij werkt nu aan een serie tapijten met het textielmuseum in Tilburg. Hij maakte ook sferische beelden om aan de muur te hangen, die bij veranderend licht van kleur en vorm veranderen. Hij noemt ze lenticulars en ze zijn ronduit prachtig. Ze gaan als zoete broodjes weg bij zijn galeries in Los Angeles, New York en Amsterdam. Maar voor hem zijn ze niet reëler dan de websites die hij op internet maakt, integendeel. ‘Ze zijn virtueler voor mij. Ik zie ze als ik ze maak en dan gaan ze naar de galerie. Dan worden ze verkocht en dan zie je ze vrijwel nooit meer. Dat heb ik altijd heel raar gevonden als je fysieke kunst maakt: op een gegeven moment is het zomaar weg.’

Waarmee hij impliciet nóg een voordeel benoemt van beeldende kunst op internet: het raakt niet uit zicht wanneer het in particuliere handen belandt; het blijft beschikbaar voor iedereen.

Dit artikel verscheen op 5 december 2014 in De Groene Amsterdammer
Beeld: Into Time van Rafaël Rozendaal in het Museu da Imagem e do Som in Sao Paulo, 2012

Back To Top